Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3945
Zaaknummer
R. 4056/12.190
Inhoudsindicatie
Op basis van de stukken, meer in het bijzonder de tegenstrijdige standpunten van klaagster en verweerster, kan niet worden vastgesteld dat verweerder in zijn hoedanigheid van curator zich zodanig heeft misdragen, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 11 oktober 2012, door de raad ontvangen op 17 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Klaagster is in 1996 slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Ten gevolge van dit ongeval heeft zij (whiplash)letsel opgelopen, waardoor zij blijvend arbeidsongeschikt is geraakt.
3.2 Klaagster heeft vervolgens de (verzekeraar van de) schadeveroorzaker aangesproken en in dat kader gebruikt gemaakt van de diensten van mr. V.
3.3 In overleg met mr. V. heeft klaagster haar vordering op de verzekeringsmaatschappij gecedeerd aan de Stichting Z..
3.4 Mr. V. heeft vervolgens met de verzekeraar een schikking getroffen voor een bedrag ad circa € 750.000,00. Van dit bedrag kwam een bedrag van circa € 340.000,00 aan klaagster toe.
3.5 Tussen klaagster en mr. V. is een aantal procedures aanhangig geweest. In een tuchtprocedure is mr. V. voorwaardelijk geschorst voor de duur van 1 maand.
3.6 In een civielrechtelijke procedure bij de rechtbank respectievelijk het gerechtshof is de vordering van klaagster om voornoemde cessie nietig te verklaren afgewezen, waarbij klaagster is veroordeeld in de proceskosten.
3.7 Stichting Z. heeft het faillissement van klaagster aangevraagd op grond van de vordering die is ontstaan op klaagster naar aanleiding van voornoemde procedures.
3.8 Stichting Z. en mr. V. hebben in januari 2012 vier paarden van klaagster openbaar doen verkopen.
3.9 Op 5 maart 2012 is namens klaagster jegens Stichting Z. en mr. V. een cassatiedagvaarding uitgebracht tegen 20 april 2012.
3.10 Bij beslissing van 6 maart 2012 is klaagster in staat van faillissement verklaard met benoeming van verweerder tot curator.
3.11 Klaagster is op 18 juni 2012 ontruimd in opdracht van de verhuurder van haar woning.
3.12 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van curator de procedure in cassatie van klaagster overgenomen.
3.13 Verweerder heeft op 10 juli 2012 een schikkingsvoorstel met Stichting Z. en mr. V. ter goedkeuring voorgelegd aan de rechter-commissaris. Deze heeft het schikkingsvoorstel goedgekeurd.
3.14 Klaagster heeft op 4 augustus 2012 een klacht ingediend tegen verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:
a. zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door klaagsters belangen tegenover de Stichting Z. en mr. V. niet, althans onvoldoende heeft behartigd;
b. verzuimd heeft een onderzoek in te stellen naar de inhoud en achtergrond van het tegen klaagster ingediende faillissementsverzoek;
c. op 10 juli 2012 aan de rechter-commissaris een schikkingsvoorstel voorgelegd tussen hem en de Stichting Z. en mr. V.;
d. post voor klaagster heeft achtergehouden.
3 BEOORDELING
Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met d
3.1 Alle klachtonderdelen hebben betrekking op handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in klaagsters faillissement. Uitsluitend indien verweerder zich in zijn hoedanigheid van curator zou hebben misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad, kan er van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag sprake zijn.
3.2 Op basis van de stukken, meer in het bijzonder de tegenstrijdige standpunten van klaagster en verweerster, kan niet worden vastgesteld dat verweerder in zijn hoedanigheid van curator zich zodanig heeft misdragen, dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Niet is gebleken dat verweerder in het kader van het geschil met Stichting Z. en mr. V. een onverdedigbare of onbegrijpelijke afweging heeft gemaakt. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat verweerder poststukken zou hebben achtergehouden.
3.3 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 15 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.