Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:21

Zaaknummer

23/12

Inhoudsindicatie

Geklaagd wordt over het optreden van een advocaat in 2001. De klacht wordt in 2011 kenbaar gemaakt. De voorzitter oordeel klager kennelijk niet-ontvankelijk wegenstermijn overschrijding.

Uitspraak

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 23/12

Bij brief, gedateerd 26 januari 2012, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, is op 27 januari 2012 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen

mr. [    ]

verweerder

 

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

 

Feiten

Van 1996 tot 2001 heeft verweerder klaagster bijgestaan ter zake van haar verblijfsprocedure en die van haar zoon. Op 10 september 2001 is deze zaak afgesloten en verweerder heeft nadien geen zaken meer voor klaagster behandeld.

Op 15 oktober 2010 heeft klaagster het kantoor van verweerder tijdens diens afwezigheid benaderd. Op 18 februari 2011 heeft zij verweerder een fax gestuurd en heeft zij zich, zonder opgave van redenen, over hem beklaagd,. Verweerder heeft klaagster bij brief van dezelfde datum geantwoord en gevraagd waaruit zijn klachtwaardig handelen jegens haar zou hebben bestaan.

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als advocaat behoorde te betrachten ten opzichte van klaagster, wier belangen hij behartigde althans behoorde te behartigen.

Dit klachtwaardig handelen bestaat onder meer hieruit dat verweerder, als advocaat van klaagster, op de hoogte was van haar gezondheidsklachten maar dat hij haar niet heeft ingelicht dat deze gezondheidsklachten gevolgen konden hebben bij het solliciteren naar werk vanuit de bijstand en bij het in dienst treden bij een werkgever. Bovendien heeft verweerder nagelaten er voor te zorgen dat de belastbaarheid van klaagster werd beoordeeld en het percentage van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld.

Verweerder heeft klaagster niet over de desbetreffende regels geïnformeerd, haar niet doorverwezen naar een andere advocaat en het dossier van klaagster gesloten zonder een gesprek met haar. Als gevolg daarvan is klaagster ziek geworden, haar arbeidsovereenkomst is niet verlengd en één en ander heeft ook consequenties gehad voor haar uitkering. Verweerder heeft aldus haar belangen geschaad.

Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij in de periode juni 2000 tot september 2001 voor haar niet bereikbaar was, noch telefonisch noch voor het maken van een afspraak.

Bovendien verwijt klaagster verweerder dat hij haar beschuldigt van “stalking”. Tenslotte verwijt klaagster verweerder dat hij niet reageert op haar klachten over hem, waarover zij hem heeft geschreven bij faxbrief van 15 oktober 2010 en nadien bij faxbrief van 18 februari 2011.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Primair voert verweerder aan dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat zij de vereiste redelijke termijn voor het indienen van een klacht heeft overschreden.

Subsidiair meent hij dat de klacht ongegrond is daar hij klaagster slechts heeft bijgestaan in een procedure tot verblijf en deze heeft afgerond, waarna de advocaat-cliënt relatie is verbroken. Verweerder heeft klaagster niet bijgestaan in het kader van procedure met betrekking tot de bijstand of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ook zijn er geen zaken overgedragen aan een toenmalige kantoorgenoot van verweerder. Het ongevraagd geven van advies en eigener beweging verstrekken van  informatie kan en mag van een rechtshulpverlener niet worden verwacht. Verder onderbouwt klaagster haar klachten niet.

Klaagster vertoonde destijds stalkingachtig gedrag. Zij viel verweerder lastig op zijn geheime privé telefoonnummer, terwijl hij bij herhaling had meegedeeld daar niet van gediend te zijn. Wat betreft de klacht dat hij niet reageert op klachten van klaagster jegens hem, voert verweerder aan dat klaagster op 15 oktober 2010 telefonisch heeft geprobeerd verweerder te benaderen (en niet per fax zoals klaagster stelt). Verweerder was toen echter niet op kantoor aanwezig. Voorts heeft klaagster het personeel van verweerder onheus bejegend, waarop hij niet heeft gereageerd naar klaagster toe. Toen klaagster in februari 2011 verweerder opnieuw benaderde heeft hij wel gereageerd en vooral ook verzocht om onderbouwing van de klacht teneinde te kunnen reageren.

 

Beoordeling

Onweersproken staat vast dat verweerder in de periode van 1996 tot 2001 als raadsman van klaagster is opgetreden. De zaak die verweerder voor klaagster behandelde is op 10 september 2001 afgesloten. Zulks is door klaagster niet ontkend.

Hoewel de wet geen verval of verjaring van klachtrecht kent en een niet- ontvankelijkheid niet rechtstreeks uit de wet voortvloeit, moet een advocaat er ter wille van de rechtszekerheid vanuit kunnen gaan dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie worden gesteld. Gelet op het tijdsverloop sedert 2001, is de voorzitter van oordeel dat verweerder er op mocht vertrouwen dan zijn handelwijze niet meer ter discussie zou worden gesteld. Klaagster heeft, zonder dat van enige reden daarvoor is gebleken, meer dan 10 jaar gewacht met het indienen van de klacht. Dat is te lang. Derhalve is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht.

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt klaagster in haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus gegeven op 24 februari 2012 te Groningen door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.

 

Voorzitter                        Griffier

 

Van deze beslissing kunnen de klager en de deken binnen 14 dagen na verzending schriftelijk in verzet komen bij de raad van discipline Leeuwarden. De eerste dag van deze termijn is de dag na verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de raad van discipline. Het gaat niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffier. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet mogelijk is. In het verzetschrift dient u de gronden van het verzet en de motivering aan te geven. Het verzetschrift dient te worden gericht aan de griffier van de raad van discipline mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, postbus 399, 9400 AJ Assen.