Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2615
Zaaknummer
B139-2011
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerster een beroepsprocedure heeft gevoerd terwijl klaagster de opdracht daartoe had ingetrokken.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 19 maart 2012
in de zaak B139-2011
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 juli 2011 op de klacht van:
A
klaagster
tegen:
B
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 30 juni 2011 met kenmerk C , door de raad ontvangen op 1 juli 2011 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement D de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 juli 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 18 juli 2011 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 28 juli 2011 door de raad ontvangen op 29 juli 2011 , heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2012 in aanwezigheid van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
- de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 28 juli 2011.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een procedure strekkende tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning conform artikel 8 EVRM. Bij beschikking van de I is het daartoe strekkende verzoek afgewezen, omdat klaagster niet beschikte over een Machtiging tot Voorlopig Verblijf. Verweerster heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 11 januari 2010 ongegrond werd verklaard. Deze procedure is op basis van een toevoeging gevoerd.
2.2 Verweerster heeft klaagster bij brief d.d. 12 januari 2010 bericht dat het instellen van beroep, zoals dat op dat moment kon worden beoordeeld geen zin zou hebben. Verweerster gaf tevens aan dat indien klaagster langer dan 28 dagen in Nederland wenste te blijven, zij schorsing van het besluit diende te vragen door het instellen van beroep en het vragen van een voorlopige voorziening .
2.3 Verweerster heeft op 15 januari 2010 tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank en een voorlopige voorziening aangevraagd.
2.4 Verweerster heeft op 18 januari 2010 een opdrachtbevestiging voor het instellen van beroep en het aanvragen van een voorlopige voorziening aan klaagster toegezonden. Tevens werd vermeld dat het uurtarief € 175,-- per uur zou bedragen als het verzoek om een toevoeging zou worden afgewezen. Klaagster heeft de opdrachtbevestiging ondertekend en aan verweerster geretourneerd.
2.5 Verweerster heeft op 19 januari 2010 voor de beroepsprocedure een toevoeging aangevraagd. Deze aanvraag is op 25 januari 2010 afgewezen wegens overschrijding van de wettelijk vastgestelde financiële grenzen op het vastgestelde inkomen.
2.6 Bij brief van 22 november 2010 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster een beroepsprocedure heeft gevoerd terwijl klaagster de opdracht daartoe had ingetrokken.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
klaagster de opdracht tot het voeren van een beroepsprocedure wel degelijk had ingetrokken.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing overwogen dat verweerster heeft betwist dat klaagster opdracht heeft gegeven tot het intrekken van het beroep en de voorlopige voorziening, terwijl dit uit de aan de raad overgelegde stukken ook niet is gebleken. De feitelijke grondslag van de klacht niet is dus niet komen vast te staan.
4.2 Nu klaagster in haar verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
De raad verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J. van den Dries, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2012.
mr. Th.H.G. van de Langenberg mr. P.M. Knaapen,
griffier voorzitter
eze beslissing is in afschrift op 20 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.