Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3178
Zaaknummer
R. 3974/12.108
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft in casu geen misverstand laten bestaan over de hoedanigheid waarin zij is opgetreden tijdens een comparitie. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 31 mei 2012, door de Raad ontvangen op 1 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klager is verwikkeld in een letselschadezaak tegen zijn verzekeringsmaatschappij A.
1.2 In deze procedure wordt klager bijgestaan door mr. S.
1.3 A. wordt in deze procedure bijgestaan door mr. N. Verweerster is advocaat in loondienst bij verzekeringsmaatschappij A. en is tevens Hoofd Juridische Zaken van A.
1.4 Op 25 november 2011 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Daarbij zijn mr. N. en verweerster aanwezig geweest. Verweerster heeft daarbij op een vraag van de behandelend rechter aangegeven aanwezig te zijn als Hoofd Juridische Zaken van A.
1.5 Bij brief van 14 december 2011 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij zich bij de comparitie van partijen op 25 november 2011 niet kenbaar heeft gemaakt als advocaat in dienstbetrekking, maar zich heeft voorgedaan als Hoofd Juridische Zaken van A.
3 BEOORDELING
3.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat in zijn contact met derden misverstanden moet vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt. Anders dan door zich van het tableau te laten schrappen kan een advocaat er niet voor kiezen zijn hoedanigheid van advocaat tijdelijk af te leggen en zich zo te ontrekken aan het tuchtrecht. Dit impliceert overigens niet dat een advocaat in iedere situatie kenbaar hoeft te maken dat hij advocaat van professie is. Dit hangt af van de gegeven omstandigheden.
3.2 In deze zaak heeft A. zich bij de comparitie van partijen op 25 november 2011 laten vertegenwoordigen door een externe advocaat. Niet is gebleken dat verweerster in deze zaak werkzaamheden heeft verricht, anders dan als Hoofd Juridische Zaken van A. Gelet hierop was verweerster niet gehouden aan de rechter kenbaar te maken dat zij naast Hoofd Juridische Zaken ook nog als advocaat staat ingeschreven. Verweerster is in die hoedanigheid niet in klagers zaak opgetreden.
3.3 Ook overigens is niet gebleken dat verweerster zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. In dat verband wordt nog opgemerkt dat de Raad van Discipline geen taak heeft bij de beoordeling van de standpunten die A. in het civielrechtelijke geschil over het toekennen van een uitkering aan klager heeft ingenomen. Het oordeel daarover is aan de civiele rechter.
3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 21 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.