Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4492

Zaaknummer

6288A

Inhoudsindicatie

Geen appel mogelijk voor klager voor zover klacht gegrond is verklaard. Feiten die aan ongegrond verklaard deel van de klacht ten grondslag zijn gelegd, zijn niet komen vast te staan.

Uitspraak

Beslissing                                    

van 7 december 2012

in de zaak 6288A

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 25 november 2011, aan partijen toegezonden op 28 november 2011, waarbij in zaak 40/09 het eerste klachtonderdeel ongegrond is verklaard en het tweede klachtonderdeel gegrond zonder oplegging van een maatregel.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 december 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van gemachtigde van klager aan het hof van 10 september 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 24 september 2012, waar klagers advocaat mr. X. en verweerder zijn verschenen.  Mr. X. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

    De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:

1.     Klager beklaagt zich over het feit dat verweerder ondanks diens toezegging     heeft nagelaten mr. X. als voorkeursadvocaat van klager te bellen,     nadat verweerder hem op 17 december 2007 in het kader van de piketdienst     op het politiebureau te Assen had bezocht;

2.     Verweerder heeft klager onheus bejegend en zich minachtend over hem     uitgelaten in de correspondentie met de deken betreffende de klachtzaak;     klager wijst onder andere op de opmerkingen van verweerder dat klager     sociaal en intellectueel uitermate zwak is.

4    FEITEN

    Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klager in het kader van de piketdienst op 17 december 2007 bezocht op het politiebureau te Assen. Verweerder had eerder een zaak van klager gedaan. Mr. X. behandelde ook zaken voor klager. Verweerder heeft vanuit het politiebureau telefonisch contact met mr. X. gehad. Op 18 december 2007 is klager voorgeleid bij de rechter-commissaris, die verweerder als advocaat van klager heeft toegevoegd. Bij faxbrief van 21 december 2007 heeft mr. X. verweerder meegedeeld dat klager zijn zaak door hem wil laten behandelen en heeft hij verzocht om toezending van het dossier.

5    BEOORDELING

5.1    Blijkens zijn memorie van grieven is klager van oordeel dat de raad ten onrechte heeft beslist dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is. Bij de beoordeling van dat klachtonderdeel gaat het om de vraag of klager terecht stelt dat hij op 17 december 2007 aan verweerder heeft meegedeeld niet verweerder als advocaat te wensen, maar mr. X. en dat verweerder heeft toegezegd mr. X. hiervan op de hoogte te zullen stellen.

5.2    Het hof volgt klager in deze stelling niet. Het hof kent hierbij in het bijzonder betekenis toe aan de schriftelijke verklaring van de arrestantenwacht, die op het politiebureau ervan getuige is geweest dat verweerder daar op 17 december 2007 telefonisch contact heeft gehad met mr. X.. De verklaring komt erop neer dat de arrestantenwacht uit het gesprek begreep dat tussen verweerder en mr. X. is afgesproken dat verweerder deze zaak zou blijven behandelen. Bovendien heeft de rechter-commissaris op 18 december 2007 verweerder als advocaat toegevoegd, zodat klager kennelijk op dat moment niet te kennen heeft gegeven niet verweerder maar mr. X. als advocaat te willen. Tenslotte betrekt het hof bij zijn overwegingen dat mr. X. pas bij brief van 21 december 2007 om overdracht van het dossier heeft verzocht.

Tegenover de verklaring van de niet bij de zaak betrokken arrestantenwacht en de overige stukken heeft klager een door hem zelf geschreven verklaring overgelegd en een verklaring van zijn vriendin. Naar het oordeel van het hof kunnen deze de inhoud van de eerder genoemde stukken niet ontkrachten, hetgeen leidt tot de conclusie dat de feiten die klager aan zijn eerste klacht ten grondslag heeft gelegd niet zijn komen vast te staan. De raad heeft derhalve terecht en op juiste gronden geoordeeld dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

5.3    Met betrekking tot het beroep tegen het tweede (gegrond verklaarde) klachtonderdeel overweegt het hof dat ingevolge artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet een klager slechts bevoegd is hoger beroep in te stellen tegen een beslissing van de raad van discipline voor zover daarbij zijn klacht(en)     ongegrond zijn verklaard. Een klager kan dus niet in zijn beroep worden ontvangen voor zover dit betrekking heeft op door de raad gegrond verklaarde klachten, daaronder begrepen de beslissing van de raad ten aanzien van de oplegging van een maatregel.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 25 november 2011, gewezen onder nummer 40/09, voor zover het betrekking heeft op het tweede klachtonderdeel;

-    bekrachtigt de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, C.A.M.J. Raymakers, L. Ritzema en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2012.