Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3108
Zaaknummer
R. 3718/11.120
Inhoudsindicatie
Klacht dat de advocaat klager in een zedenzaak en een zaak over een machtiging voorlopig verblijf niet naar behoren heeft bijgestaan door nalatigheid in de bewijsvoering en de aanpak van de zaken; voorts dat de advocaat later heeft geweigerd klager opnieuw bij te staan en heeft geweigerd het dossier over te dragen aan klagers nieuwe advocaat. De klacht ziet op werkzaamheden in de periode 2005 en 2006 en is ingediend in december 2010. Eerste klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk. Overige klachten kennelijk ongegrond. Verzet te laat ingesteld, zodat het niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van discipline van 20 mei 2011, door de raad ontvangen op 24 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 juni 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen en zijn de klachtonderdelen b en c als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 10 juni 2011 aan partijen verzonden.
1.3 Bij brief van 24 juni 2011, door de raad ontvangen op 27 juni 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2011 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de
stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 24 juni 2011.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter, nu daartegen geen bezwaar is aangevoerd.
2.2 Bij brief van 7 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij;
a. in 2005 en 2006 in twee zaken (een zedenzaak en een Machtiging Voorlopig Verblijf (“MVV”) nalatig is geweest in de bewijsvoering en in haar aanpak van de zaken, waardoor klager tot driemaal toe onnodig gedetineerd was. Verweerster is niet voldoende daadkrachtig opgetreden bij het verkrijgen van schadevergoeding in het kader van een letselschadezaak. Volgens klager is tijdens een verhoor in een zedenzaak zijn hand gebroken door de rechercheur, welke diagnose ten onrechte niet werd gesteld door de dienstdoende arts in de penitentiaire inrichting;
b. in 2010 heeft geweigerd klager bij te staan, omdat zij de penitentiaire inrichting te Leeuwarden te ver vond om hem te bezoeken.
c. heeft geweigerd het dossier over te dragen aan zijn nieuwe advocaat.
3.1 In het verzet heeft klager zijn bezwaren gehandhaafd. Hij heeft toegelicht waarom hij niet eerder een klacht heeft ingediend dan in december 2010.
4 VERWEER
Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.
5.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de afwijzende beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline.
5.3 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klager verzonden bij brief van 10 juni 2011. In die brief is klager erop gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van de brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de Raad van Discipline aan het in de brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is die volgt op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de Raad van Discipline.
Aan het slot van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad van discipline.
5.4 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klager ontvangen op 27 juni 2011. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.A. van Keulen, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
[Bij ongegrondverklaring van het verzet]
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.