Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3038
Zaaknummer
11-337A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht van vriendin over de kwaliteit van de dienstverlening jegens inmiddels overleden vriend. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 18 juli 2012
in de zaak 11-337A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 januari 2012 op de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
de heer mr.
voorheen advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 december 2011 met kenmerk 1112-0042, door de raad ontvangen op 15 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 12 januari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 januari 2012 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 26 januari 2012, door de raad ontvangen op 27 januari 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 26 januari 2012, met bijlagen;
- het proces-verbaal van de zitting en de daarbij gevoegde bijlage.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft een aantal jaren geleden zowel klaagster als haar vriend bijgestaan als raadsman in een BOPZ-kwestie.
2.3 De vriend van klaagster is sinds 1972 behandeld voor zijn schizoaffectieve stoornis. Eind april 2009 is hij overgeplaatst naar het psychiatrisch ziekenhuis GGZ inGeest te Bennenbroek, waar hem op basis van rechterlijke machtigingen op structurele basis dwangmedicatie in de vorm van een depot cisordinol werd toegediend. Vanwege de nare bijwerkingen wilde de vriend van klaagster beëindiging van het depot en in de plaats daarvan medicijnen in de vorm van pillen. Klaagster heeft diverse pogingen gedaan dit voor haar vriend te bewerkstelligen, doch zonder succes.
2.4 Op 12 september 2009 is de vriend van klaagster overleden. Volgens het medisch dossier is hij overleden aan een hersenbloeding en de complicaties van een ernstige lekkage van één van zijn hartkleppen ten gevolge van een ontsteking waarbij mogelijk een kwaadaardige ziekte een rol speelde.
2.5 Klaagster is ervan overtuigd dat haar vriend is overleden door foutief medisch handelen. Haar klacht hierover is door de klachtcommissie van het VU Medisch Centrum van 3 maart 2010 ongegrond verklaard.
2.6 Bij brief van 12 september 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat klaagster verweerder verwijt dat hij is tekortgeschoten in zijn bijstand aan haar overleden vriend, omdat verweerder, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, geen dan wel onvoldoende maatregelen heeft genomen om de depotmedicatie te beëindigen. Door aldus te handelen of na te laten heeft verweerder de norm, neergelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij niet voldaan aan zijn zorgplicht tegenover klaagster en wijlen haar vriend en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3.2 De grond van het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter een onjuiste beslissing heeft genomen gelet op de klacht van klaagster. Klaagster merkt daarbij in het bijzonder nog op dat verweerder geen ‘persoonlijk beleid’ voor wijlen haar vriend heeft laten instellen binnen de GGZ inGeest. Ten gevolge van onjuist handelen en advisering door verweerder zijn de belangen van zowel klaagster als wijlen haar vriend geschaad.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.