Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA2533

Zaaknummer

10-169

Inhoudsindicatie

Verweerder is conform artikel 20 lid 3 juncto 1 van de Onteigeningswet tot derde door de rechtbank benoemd voor de overleden moeder van klagers. Gelijktijdig is verweerder voor één van de klagers opgetreden als advocaat. Verweerder is tekortgeschoten doordat hij enerzijds geen duidelijkheid over zijn positie heeft verstrekt en de erfgenamen anderzijds onvoldoende heeft geïnformeerd over de onteigeningsprocedure en het verdere verloop daarvan.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

10-169

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 17 november 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

De heer [ ]

De heer [ ]

Mevrouw [ ]

 wonende te [  ]

      hierna te noemen klagers

      tegen:

  mr. [  ]

  voormalig advocaat te [ ]

  hierna te noemen verweerder.

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 30 januari 2012. De zitting betrof een voorzetting van een zitting die werd gehouden op 23 mei 2011.

Op de zitting zijn klagers verschenen. Verweerder is eveneens verschenen, bijgestaan door mr. Borstlap, advocaat te Apeldoorn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. J.A. Holsbrink, I.P.A. van Heijst, P.R.M. Noppen en B.E. van der Molen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier.

2. Klagers verwijten verweerder handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Verweerder heeft te weinig ondernomen en klagers niet op de hoogte gesteld omtrent de gang van zaken in een onteigeningsprocedure.

3. Verweerder heeft verweer gevoerd. In eerste instantie stelde hij zich op het standpunt geen fout te hebben gemaakt. Op de tweede zitting heeft verweerder erkend dat de informatievoorziening aan klagers onvoldoende is geweest. Daarvoor heeft hij schriftelijk zijn excuses aangeboden.

4. Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens.

Verweerder is door de rechtbank benoemd als derde in de zin van artikel 20 van de Onteigeningswet  ter behartiging van de belangen van de erven van de overleden mevrouw Z.L. Gunnink.

5. Verweerder is bij exploot van 15 juni 2007 gedagvaard in zijn hoedanigheid van derde. Na afloop van de zitting die werd gehouden in het gemeentehuis van Hattem heeft verweerder zich bereid verklaard in de onteigeningsprocedure mede als advocaat op te treden voor één van de erven die als pachter bij de onteigening was betrokken. Verweerder heeft over zijn rol als derde in de onteigeningsprocedure en zijn rol als advocaat uitsluitend mondeling met klagers gecommuniceerd. Verweerder heeft één brief aan klagers geschreven. Over een door de rechtbank gegeven tussenvonnis heeft hij hen niet geïnformeerd. Op de brieven die klagers schreven met het verzoek hen nader te informeren, heeft verweerder niet (schriftelijk) gereageerd.

Op 5 februari 2008 heeft een andere advocaat de zaak van verweerder overgenomen.

6. De raad beoordeelt de klacht als volgt.

Uitgangspunt voor de beoordeling van de onderhavige klacht is de zorgvuldigheidsnorm van art. 46 Advocatenwet. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder tegenover klagers heeft gehandeld in strijd met de zorg die een advocaat ten opzichte van zijn cliënt in acht moet nemen.

7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder in een onteigeningsprocedure optrad in twee verschillende hoedanigheden. Het lag daarom voor de hand dat er een misverstand zou kunnen ontstaan over de rollen die verweerder vervulde. Dit misverstand is ook ontstaan. Klagers hebben geen notie gehad van de rol die verweerder als onzijdig persoon heeft vervuld noch van de rol die hij als advocaat voor één van hen, heeft vervuld. Verweerder heeft erkend dat hij zijn rol als onzijdig persoon en als advocaat slechts mondeling heeft kenbaar gemaakt tijdens een zitting in het gemeentehuis van Hattem en tijdens een bespreking bij klagers thuis en dat de gemaakte afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd. Van verweerder had mogen worden verlangd dat hij meer duidelijkheid had verstrekt over de verschillende hoedanigheden waarin hij optrad.

8. Vast is komen te staan dat verweerder slechts één brief aan klagers heeft verzonden. Behoudens die brief is er geen enkel ander (proces)stuk naar klagers toegestuurd. Verweerder heeft voorts niet weersproken dat hij op de door klagers gezonden brieven niet, althans niet schriftelijk, heeft gereageerd.

9. Naar het oordeel van de raad is verweerder hierdoor tekortgeschoten jegens de erfgenamen doordat hij enerzijds geen duidelijkheid over zijn positie heeft verstrekt en de erfgenamen anderzijds onvoldoende heeft geïnformeerd over de onteigeningsprocedure en het verdere verloop daarvan.

10. Maatregel

Er past een sanctie. Bij de keuze van de sanctie betrekt de raad het navolgende. Verweerder is tekort geschoten in de belangenbehartiging van de erven. Verweerder heeft aangevoerd dat hij in de periode waarin de klacht speelde, door een samenstel van oorzaken zijn praktijk niet voldoende op orde had. In een vrijwel identieke klachtzaak die in dezelfde periode speelde, is aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd. De raad betrekt daarbij dat verweerder in de daaraan voorafgaande periode, verweerder is sinds 1984 advocaat, niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen en inmiddels zijn praktijk heeft neergelegd. Aan verweerder wordt daarom ook in deze zaak de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

11. De beslissing van de raad luidt daarom als volgt:

-  verklaart de klacht in al zijn onderdelen gegrond

-  legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op   februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

Griffier     Voorzitter