Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2756
Zaaknummer
11-304A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht over advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 23 mei 2012
in de zaak 11-304A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 november 2011 op de klacht van:
de heer
wonende te Rosmalen
klager
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 20 oktober 2011 met kenmerk 1011-712, door de raad ontvangen op 21 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 november 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 november 2011 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 22 november 2011 door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 maart 2012 in aanwezigheid van verweerster. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van 22 november 2011;
- de brief van klager aan de raad van 24 februari 2012.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 In het verzetschrift wijst klager er wel op dat in de beslissing van de voorzitter onder de vaststaande feiten niet is vermeld dat verweerster in de uitspraak in kort geding is aangewezen ter afwikkeling van de zakelijke relatie tussen klager en mevrouw X en mevrouw X die zakelijke relatie heeft laten voortbestaan. Deze feiten zijn echter voor de beslissing niet van belang en behoefden derhalve niet in de uitspraak te worden vermeld.
2.3 Voorts stelt klager nog dat de voorzitter bij de omschrijving van de klacht ten onrechte het woord “gestalkt” heeft gebruikt. Nu dit woord is ontleend aan de formulering van de klacht door klager zelf, gaat de raad ook aan dit bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter voorbij.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, afgezien van het bovenstaande en zakelijk weergegeven, het volgende in. De voorzitter heeft miskend dat klager niet klaagt wegens het schenden van de geheimhoudingsplicht door verweerster, maar omdat verweerster bij de verweten uitlatingen geen enkel procesbelang heeft. Omdat de cliënte van verweerster is overleden, heeft zij de uitlating niet gedaan namens haar cliënte, maar op persoonlijke titel, zodat verweerster het vertrouwen van (naar de raad begrijpt) klager heeft misbruikt.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Volgens de voorzitter is niet gebleken dat verweerster zich onnodig kwetsend of onnodig grievend over klager heeft uitgelaten of dat verweerster gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist of behoorde te weten dat ze onjuist waren. De voorzitter heeft de klacht dan ook niet opgevat als een klacht over schending van de geheimhoudingsverplichting. Wel heeft de voorzitter aan het slot van zijn beslissing nog een overweging gegeven voor het geval klager zou bedoelen te klagen over schending van de geheimhoudingsplicht.
4.2 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetgronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, B. Roodveldt en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.