Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3614
Zaaknummer
6207
Inhoudsindicatie
Door verweerder ingesteld (in incidenteel) appel niet-ontvankelijk wegens temijn overschrijding. Verwijten over kwaliteit van de dienstverlening en enkele afspraken ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 juni 2012
in de zaak 6207
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 5 september 2011, onder nummer 10-367A, aan partijen toegezonden op 5 september 2011, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 oktober 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- antwoordmemorie van verweerder, ontvangen ter griffie van het hof op 24 februari 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 april 2012, waar geen van de partijen is verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld omdat hij:
a) bij een voorschotdeclaratie ten onrechte, zonder toelichting en zonder dat over een procedure was gesproken, bedragen voor griffierecht en deurwaarderskosten in rekening heeft gebracht.
b) op 13 januari 2010 aan klaagster heeft laten weten dat als voornoemde declaratie niet voor 20 januari zou zijn voldaan, hij niet meer voor haar zou willen optreden;
c) vervolgens niet meer van zich heeft laten horen, originele giroafschriften niet retour gezonden heeft en heeft aangekondigd de toevoeging te zullen declareren bij de Raad voor Rechtsbijstand terwijl hem bekend was dat klaagster de zaak wilde overbrengen bij een andere advocaat;
d) aanvankelijk geen factuur aan klaagster heeft willen verzenden en haar heeft gevraagd dat geld te komen langsbrengen.
4 FEITEN
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Voor zover verweerder in zijn antwoordmemorie bedoeld heeft beroep in te stellen tegen overweging 4.2 uit de beslissing van de raad, gaat het hof hieraan voorbij, omdat volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 en lid 3 van de Advocatenwet een beroep binnen 30 dagen na verzending van de beslissing door de raad dient te worden ingesteld.
5.2 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.3 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 5 september 2011, gewezen onder nummer 10-367A.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, S.A Boele en W.K. van Duren, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2012.