Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3120

Zaaknummer

R. 3701/11.103a

Inhoudsindicatie

Verzet. Geen gronden aangevoerd. Ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 april 2011, door de raad ontvangen op 2 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht d.d. 18 en 26 september 2010 en 2 februari 2011 ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 31 mei 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 1 juni 2011 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 16 juni 2011 door de raad ontvangen op 20 juni 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2012 in aanwezigheid van klager, verweerster en haar raadsman mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 20 juni 2011.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster behartigt sinds 2008 de belangen van de vader van klager en diens huidige partner, mevrouw V.

2.2 Tussen klager en de cliënten van verweerster zijn diverse geschillen ontstaan over het geregistreerde partnerschap tussen klagers vader en diens partner voornoemd en het beheer van het vermogen van klagers vader. Daarover is een aantal procedures aanhangig (geweest).

2.3 Bij brief van 11 mei 2010 heeft de zuster van klager een klacht tegen verweerster ingediend.

2.4 Verweerster heeft bij faxbrief van 26 augustus 2010, met bijlagen, op deze klacht gereageerd. Als bijlage is, voor zover in deze procedure relevant, een aantal e-mailberichten van klager aan zijn broer(s) en vice versa, overgelegd.

2.5 Verweerster heeft de behandeling van de zaak ten aanzien van de vader van klager in januari 2011 overgedragen aan een andere advocaat.

2.6 Bij brieven van 18 en 26 september 2010 en 2 februari 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a. zonder klagers toestemming bij brief van 26 augustus 2010 met bijlagen in de klachtprocedure van de zuster van klager een afschrift heeft overgelegd van vertrouwelijke (“onder de disclaimer vallende”) e-mail correspondentie;

b. door zowel de belangen van mevrouw V. als de belangen van de vader van klager, die naar klager stelt zwaar dement is, feitelijk alleen

de belangen van mevrouw V. te behartigen. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij zowel de belangen van klagers vader

als ook die van zijn huidige partner, mevrouw V., behartigde en behartigt in diverse juridische procedures, terwijl het evident was dat

de belangen van klagers vader en mevrouw V. (mogelijk) tegengesteld zijn. De vader van klager is met het oog op zijn huidige

geestelijke gesteldheid niet in staat zijn wil te bepalen. Dientengevolge kan hij niet in staat geacht worden de belangen van mevrouw V. en

zijn eigen belang van elkaar te scheiden en onafhankelijk te beoordelen;

c. zich schuldig maakt aan het verkondigen van leugens;

d. de hoger beroepprocedure terzake de ondercuratelestelling van klagers vader bewust traineert;

e. door haar handelwijze schade toebrengt aan klager.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klachtonderdelen a, c en d kennelijk ongegrond 

  heeft verklaard en klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klachtonderdelen b en e.

3.4 Ter zitting heeft klager klachtonderdeel e ingetrokken.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft ter zitting van 30 januari 2012 bij monde van haar raadsman op de klacht van klager gereageerd.

 

5 BEOORDELING

5.1 De Raad stelt voorop dat voor haar geen taak is weggelegd waar het gaat om het beoordelen van de vraag of er een moreel en algemeen belang in het geding is. Uitsluitend het al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster is onderwerp van de beoordeling.

5.2 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met d. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.

5.3 Nu klager klachtonderdeel e. heeft ingetrokken blijft dat onderdeel buiten de beoordelen.

 

6 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.

 

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 3 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.