Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1635

Zaaknummer

B 198-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Onjuist advies uitgebracht en daardoor niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Geen maatregel; verweerder heeft zijn welwillendheid getoond door het dossier nogmaals te boordelen en zijn fout te erkennen, en klager heeft geen schade geleden.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; geen maatregel.

Uitspraak

 

B 198-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

 

de klacht van:

 

 

klager,

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 6 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 18 januari 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 14 februari 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft zich tot verweerder gewend voor advies in een bestuursrechtelijke zaak aangaande een beslissing van het U die klager bij beschikking d.d. 6 maart 2009 had medegedeeld dat zijn inkomsten uit de Ziektewetuitkering die klager ontving in B, in mindering werden gebracht op de WAO-uitkering die klager van het U ontving. Klager heeft zich gewend tot zijn rechtsbijstandsverzekering, die verweerder heeft gevraagd het dossier te bestuderen en een advies uit te brengen. Verweerder heeft pro forma bezwaar aangetekend en de stukken opgevraagd. Bij brief d.d. 9 april 2009 heeft verweerder aan klager geschreven dat de zaak geen kans van slagen had, waarna verweerder zich heeft teruggetrokken en klager de bezwaarprocedure zelf heeft voortgezet.

 

2.2       Op 4 augustus 2009 heeft het U het bezwaar ongegrond verklaard. Omdat klager overtuigd was van zijn gelijk heeft hij verweerder in oktober 2009 opnieuw benaderd. Verweerder heeft het dossier nogmaals bestudeerd, waarna hij tot dezelfde conclusie kwam. Twee dagen voor de zitting in beroep bemerkte verweerder dat klager in de veronderstelling verkeerde dat verweerder hem ter zitting zou bijstaan, waarna verweerder klager in een tweetal e-mailberichten heeft laten weten hem niet ter zitting te zullen bijstaan. Omdat verweerder voorts bemerkte dat hij zich formeel nog niet bij de rechtbank aan de zaak had onttrokken heeft hij dat op 11 februari 2010 alsnog gedaan.

 

2.3       Klager heeft zelf de beroepsprocedure doorgezet. Op 25 maart 2010 heeft de rechtbank op het beroep beslist. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar d.d. 4 augustus 2009 wegens een motiveringsgebrek vernietigd. Het U heeft op 16 april 2010 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar alsnog gedeeltelijk gegrond is verklaard, omdat sprake was van een verschrijving in het bedrag waarmee de WAO-uitkering was verhoogd. Het aanvankelijk genoemde bedrag ad € 51,50 is gecorrigeerd in een bedrag van € 51,06.

 

 

3.         De klacht

 

3          De klacht houdt het volgende in:

            

             1.        Pas twee dagen voordien heeft verweerder aan klager gezegd dat hij klager niet ter zitting wilde bijstaan, waardoor er geen tijd meer was om een andere advocaat te benaderen.

             2.        Verweerder heeft klager onjuist geadviseerd door aan te geven dat de door klager zelf gestarte beroepsprocedure kansloos was, terwijl klager die procedure heeft gewonnen.

 

 

4.         Het verweer

 

4          Het standpunt van verweerder houdt in:          

           

                        1.         Het was klager steeds duidelijk dat verweerder niet voor hem zou optreden nadat verweerder reeds in de bezwaarfase te kennen had gegeven niets in de zaak te zien en die mening heeft gehandhaafd nadat hij in de beroepsfase op verzoek van klager de zaak nogmaals had bekeken.

                                   2.         De rechtbank heeft weliswaar de bestreden beslissing van het U in beroep vernietigd maar dat betekent alleen maar dat deze instantie een nieuwe, beter gemotiveerde beslissing diende te nemen en niet dat klager inhoudelijk in het gelijk gesteld werd; dat is ook gebleken nu die nieuwe beslissing van het U in feite voor klager ongunstiger was.     

 

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

5.1       De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

 

5.2       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

5.3       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

            Klachtonderdeel 1

5.4       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder klager bij brief d.d. 9 april 2009 heeft medegedeeld dat de zaak geen kans van slagen had, waarna verweerder zich heeft teruggetrokken. Nadat klager verweerder in oktober opnieuw had benaderd, heeft verweerder het dossier wederom bestudeerd, waarna hij tot dezelfde conclusie kwam. De raad is dan ook van oordeel dat het klager steeds duidelijk moet zijn geweest dat verweerder niet voor hem zou optreden. Voorts is niet gebleken dat verweerder klager heeft toegezegd hem in de beroepsprocedure te zullen bijstaan; verweerder heeft enkel toegezegd de haalbaarheid nogmaals te zullen beoordelen. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.          

 

Klachtonderdeel 2

5.5       Verweerder heeft erkend dat hij bij de beoordeling van de zaak de samenloopregeling over het hoofd heeft gezien, zodat de grondslag van zijn advies aan klager inhoudelijk onjuist was. Dat schadelijke gevolgen voor klager zijn uitgebleven is enkel door toedoen van klager zelf bewerkstelligd, die de zaak, ondanks het negatieve advies van verweerder, heeft doorgezet. De raad is van oordeel dat verweerder, door een onjuist advies uit te brengen, niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

5.6       In de specifieke omstandigheden in deze klachtzaak ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel. Verweerder heeft immers zijn welwillendheid getoond door het dossier nogmaals te boordelen en zijn fout te erkennen. Zoals klager voorts zelf ter zitting heeft beaamd zal schade ten gevolge van het onjuiste advies uitblijven. Op basis van deze omstandigheden volstaat de raad met gegrondverklaring van dit onderdeel van de klacht, zonder oplegging van een maatregel.

 

5.7       De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 ongegrond is, dat klachtonderdeel 2 gegrond is. De raad ziet ter zake af van het opleggen van een maatregel.  

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart:

-         klachtonderdeel 1 ongegrond,

-         klachtonderdeel 2 gegrond en ziet ter zake af van het opleggen van een maatregel.

 

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers,  L.W.M. Caudri, J.D.E. van den Heuvel, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 26 april 2011.

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                              mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                    voorzitter.

 

 

Verzonden op: 26 april 2011.

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.