Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1618
Zaaknummer
10-363A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klaagster heeft een klacht ingediend omdat verweerster klaagster onvoldoende zou hebben geïnformeerd over haar beperkte mogelijkheden ten aanzien van buitenlands recht, hetgeen verweerster echter in de opdrachtbevestiging reeds had gedaan. Verzet is ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 2 mei 2011
in de zaak 10-363A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de op 6 oktober 2010 binnengekomen klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e er s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 5 oktober 2010, door de raad ontvangen op 6 oktober 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 2 november 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 november 2010 aan klaagster is verzonden.
1.3. Bij e-mailbericht van 12 november 2010, door de raad ontvangen op 12 november 2010, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 28 februari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennisgenomen van:
de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
het hiervoor genoemde verzetschrift van klaagster.
2. Klacht; verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat zij
a. klaagsters zaak heeft ingenomen terwijl klaagster door het Juridisch Loket op 25 mei 2007 is verwezen naar mr. E., kantoorgenoot van verweerster, en het gaandeweg aan klaagster duidelijk is geworden dat verweerster de nodige kwalificaties en kennis mist om de zaak te behandelen en zij klaagster daarover onvoldoende heeft ingelicht;
b. klaagsters belangen onvoldoende voortvarend heeft behartigd aangezien in drie jaren weinig vooruitgang is geboekt;
c. onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd. Klaagster kon moeilijk contact met verweerster krijgen en kreeg geen antwoord op haar vragen.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard aangezien klaagster niet naar verweerster is verwezen maar naar een kantoorgenoot. Bovendien heeft verweerster klaagster niet, althans te laat, geïnformeerd over haar beperkte mogelijkheden ten aanzien van buitenlands recht.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster woonde lange tijd met haar Britse echtgenoot in Zuid-Afrika. Sinds hij werd beschuldigd van fraude en verduistering van ondermeer vermogen van klaagster, is de echtgenoot van klaagster voortvluchtig.
3.3 Klaagster is naar Nederland geremigreerd en heeft zich in 2007 tot het Juridische Loket gewend. Zij werd door het Juridisch Loket voor rechtsbijstand met betrekking tot een internationale echtscheiding met strafrechtelijke aspecten doorverwezen naar mr. E., een kantoorgenoot van verweerster. Op verzoek van mr. E., die op korte termijn geen tijd had, heeft verweerster een afspraak gemaakt met klaagster.
3.4 Nadat klaagster en verweerster de zaak op 1 juni 2007 op het kantoor van verweerster hadden besproken, heeft verweerster de inhoud van de bespreking en de opdracht aan klaagster bevestigd bij brief van 5 juni 2007. In deze brief is ondermeer het volgende opgenomen:
“In ons gesprek is ook aan de orde geweest wat uw verwachtingen zijn ten aanzien van de uitkomst van de onderhavige zaak. Ik heb u daarover gezegd dat ik vanuit Nederland in alle waarschijnlijkheid weinig voor u zal kunnen doen omdat uw zaken zich afspelen in Zuid-Afrika (en Engeland). U verzocht mij om uw zaken vanuit Nederland te volgen en contact op te nemen met de advocaten uit Zuid-Afrika. Sinds u in Nederland bent lukt het u niet meer om informatie over de lopende zaken te verkrijgen. U hoopt dat dit mij wel zal lukken. Ik zal eveneens contact opnemen met [C Bank] om te kijken in hoeverre u inderdaad gemachtigd bent op de bankrekening van [klaagsters echtgenoot] (en of er geld op deze rekening staat).
(…)
Hierbij sluit ik de door mij opgestelde concept verzoeken om informatie in. Graag hoor ik van u of u met de inhoud daarvan akkoord gaat.”
3.5 Bij e-mailbericht van 2 februari 2010 heeft verweerster aan klaagster bericht dat zij de zaak niet verder zal behandelen omdat zij geen vertrouwen meer heeft in de samenwerking. Zij heeft klaagster daarbij geadviseerd het Juridisch Loket om doorverwijzing naar een andere advocaat te vragen.
3.6 Klaagster heeft zich bij brief van 28 april 2010 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de gedragingen van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn.
4.2 Voor zover het verzet ziet op het verwijt dat klaagster niet door mr. E. werd bijgestaan, maar door verweerster volgt de raad het oordeel van de voorzitter. Het is de raad niet gebleken dat klaagster bezwaar had tegen de behandeling van de zaak door verweerster.
4.3 Voor zover het verzet ziet op het verwijt dat verweerster klaagster niet, althans veel te laat, heeft gewezen op haar beperkte mogelijkheden in verband met buitenlands recht oordeelt de raad als volgt. In de hiervoor in nr. 3.4 geciteerde brief uit 2007 blijkt dat verweerster reeds bij de opdrachtbevestiging klaagster heeft gewezen op haar beperkte mogelijkheden. Het verzet is dan ook ongegrond.
4.4 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is het verzet ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. H.B. de Regt, mr. M.W. Schüller, mr. M.L.F.J. Schyns, mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.