Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-09-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2090
Zaaknummer
R. 3798/11.200
Inhoudsindicatie
Klaagster heeft consequent geweigerd van de correspondentie van de waarnemend Deken kennis te nemen, waaronder diens voorlopige visie ten aanzien van de
Inhoudsindicatie
klacht. Dit handelen van klaagster leidt tot de vaststelling van de voorzitter van de Raad dat klaagster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk handelend
Inhoudsindicatie
klaagster betaamt. De voorzitter verbindt aan dit handelen de conclusie dat het klaagster kennelijk niet gaat om de klacht tegen de advocaat, maar om een onnodige
Inhoudsindicatie
belemmering van de (tuchtrechtelijke) rechtsgang, dat als gevolg dient te hebben dat klaagster bij gebrek van een te respecteren belang kennelijk niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie
dient te worden verklaard in haar klacht.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 18 mei 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door respectievelijk het bureau van de Raad van Toezicht en de waarnemend Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht, is het dossier op 19 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen. Klaagster heeft bij faxbrief van 19 september 2011 de voorzitter van de Raad verzocht de klacht niet in behandeling te nemen.
Inhoud van de klacht
2 Klaagster verwijt verweerster dat zij:
a. klaagster moedwillig heeft aangezet om onjuist te handelen;
b. klaagster willens en wetens een onjuiste richting induwde;
c. met kwade opzet handelde en klaagster aan het lijntje heeft gehouden;
d. klaagsters zaak juridisch onjuist wilde aanpakken en onjuist heeft benaderd;
e. klaagster liet zitten met valse hoop, terwijl zij financieel crepeerde;
f. onverantwoord en onverantwoordelijk heeft gehandeld;
g. zich opzettelijk niet wilde openstellen voor overleg;
h. doelbewust informatie voor klaagster heeft achtergehouden;
i. in vele opzichten niet juist en niet zuiver heeft gehandeld;
j. middels haar opstelling om niet adequaat te reageren niet juist was.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht heeft klaagster bij brief van 19 mei 2011 de goede ontvangst van de klachtzaak bevestigd. Voorts heeft de Deken aangegeven dat de klacht is doorgeleid naar verweerster en dat laatstgenoemde drie weken de gelegenheid heeft een reactie op de klacht aan de Deken te doen toekomen.
- Bij e-mail bericht van 20 mei 2011 heeft klaagster de Deken laten weten het onjuist en ongewenst te vinden dat de Deken het onderzoek naar de klacht tegen verweerster behandelt, nu verweerster een klacht tegen de Deken heeft ingediend bij zowel de Raad van Discipline als het Hof van Discipline. Klaagster heeft de Deken verzocht het onderzoek te laten uitvoeren door de waarnemend Deken.
- Bij brief van 26 mei 2011 heeft de Deken klaagster bericht dat na overleg met de waarnemend Deken is besloten dat de klachtprocedure begeleid zal worden door het bureau van de Raad van Toezicht en dat nadat de schriftelijke uitwisseling van de standpunten is beëindigd, de stukken naar de waarnemend Deken worden gezonden, die dan zijn visie zal geven. De Deken heeft klaagster voorts bericht dat niet zal worden ingegaan op haar verzoek om de op 19 mei 2011 door de Deken aan klaagster en verweerster gezonden brieven terug te trekken, maar dat de klachtprocedure op de gebruikelijke wijze wordt voortgezet.
- Bij e-mail berichten van 26 mei en 30 mei 2011 heeft klaagster aan de Deken en waarnemend Deken aangegeven geen genoegen te nemen met vorenstaande gang van zaken.
- Klaagster heeft op 30 mei 2011 een klacht ingediend tegen de Deken.
- Bij (fax)brief van 8 juni 2011 heeft verweerster haar reactie op de klacht doen toekomen aan de waarnemend Deken.
- Voornoemde (fax)brief is doorgeleid naar klaagster.
- Klaagster heeft bij e-mail bericht van 14 juni 2011 de Deken laten weten nog geen reactie van verweerster te hebben ontvangen.
- Bij brief van 16 juni 2011 heeft de Deken de waarnemend Deken de klacht en het verweerschrift aan de waarnemend Deken doen toekomen en hem gevraagd de klachtzaak te beoordelen.
- Klaagster heeft op 18 juni 2011 voornoemde reactie van verweerster ongeopend retour gezonden aan de Raad van Toezicht te Dordrecht.
- Naar aanleiding van een e-mail bericht van klaagster van 22 augustus 2011 heeft de Deken klaagster bij brief van 23 augustus 2011 bericht dat het klachtdossier op 16 juni 2011 is doorgestuurd naar de waarnemend Deken, die de klacht inhoudelijk behandelt.
- Bij e-mail bericht van 25 augustus 2011 heeft klaagster de Deken en waarnemend Deken bericht een klacht tegen hen in te zullen dienen.
- Bij brief van 9 september 2011 heeft de waarnemend Deken zijn voorlopige visie ten aanzien van de klacht gegeven.
- Klaagster heeft deze brief op 12 september 2011 ongeopend retour gezonden aan de waarnemend Deken.
Beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van artikel 46c lid 3 Advocatenwet is de Deken bevoegd een ander lid van de Raad van Toezicht te belasten met het onderzoek naar een klacht. Naar aanleiding van het e-mail bericht van klaagster van 19 mei 2011 heeft de Deken naar blijkt uit het dossier van voornoemde wettelijke bevoegdheid gebruik gemaakt.
4.2 Het is aan de Deken te bepalen de wijze waarop het onderzoek naar de klacht wordt uitgevoerd. De Deken heeft daarbij binnen de haar ten dienste staande wettelijke bepalingen gehandeld. Uit de stukken volgt dat vanaf aanvang duidelijk was dat het daadwerkelijke onderzoek naar de klacht door de waarnemend Deken zou worden uitgevoerd. Dit is – gegeven de omstandigheden – een behoorlijke gang van zaken.
4.3 De Deken diende, gezien het bepaalde in artikel 46c lid 3, tweede volzin, Advocatenwet de klacht, nadat de waarnemend Deken zijn visie had gegeven en klaagster blijk had gegeven hiervan geen kennis te willen nemen, door te sturen naar de Raad. Uit de feitelijke gang van zaken volgt immers dat het niet aannemelijk is dat een oplossing in der minne kan worden bereikt.
4.4 Klaagster heeft consequent geweigerd van de correspondentie van de waarnemend Deken kennis te nemen, waaronder diens voorlopige visie ten aanzien van de klacht. Dit handelen van klaagster leidt tot de vaststelling van de voorzitter van de Raad dat klaagster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk handelend klaagster betaamt. Het criterium “ behoorlijk handelend klaagster ” houdt in dat ook klaagster zich bij een klachtprocedure aan de van toepassing zijnde spelregels dient te houden. Dat heeft klaagster duidelijk niet gedaan. De voorzitter verbindt aan dit handelen de conclusie dat het klaagster kennelijk niet gaat om de klacht tegen verweerster, maar om een onnodige belemmering van de (tuchtrechtelijke) rechtsgang, dat als gevolg dient te hebben dat klaagster bij gebrek van een te respecteren belang kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht.
4.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 23 september 2011.
Voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.