Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-02-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1451
Zaaknummer
B 133-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat klager onjuist is geïnformeerd ten aanzien van de mogelijkheid tot het eisen van garantie door de wederpartij en evenmin ten aanzien van de kosten van de procedure.
Inhoudsindicatie
Dat de voorzieningenrechter de vorderingen van klager heeft afgewezen betekent niet dat verweerders de belangen van klager niet naar behoren hebben behartigd.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
B 133-2010 Klacht
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van:
X
klager,
tegen
1. Y
2. Z,
verweerders,
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 2 augustus 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 5 november 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 24 december 2010.
Bij de mondelinge behandeling zijn verweerders verschenen. Klager is niet verschenen.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan:
Verweerders hebben klager bijgestaan in een reeds langlopend geschil tussen klager en zijn wederpartij. In september 2008 hebben verweerders klager geadviseerd om af te zien van een kort geding in verband met de daaraan verbonden risico’s en onzekerheden, maar klager wilde toch een kort geding opstarten. Verweerders hebben vervolgens namens klager een kort geding aanhangig gemaakt met als doel de wederpartij te verbieden om aan klager toekomende merk- of auteursrechten te gebruiken. Van klager werd in dat kort geding een garantie verlangd voor de proceskosten, aan welke eis klager heeft voldaan.
3. De klacht
De klacht houdt het volgende in:
1. Verweerders hebben klager ten onrechte verzekerd dat de wederpartij geen garantie voor diens kosten kon eisen. Doordat wél een garantie kon worden gegeven werd de zaak onaanvaardbaar vertraagd. Doordat de garantie op de verkeerde afdeling terechtgekomen was is het vonnis nog eens twee weken vertraagd.
2. Verweerders hebben klager verzekerd dat de totale kosten van de kort geding procedure niet meer dan maximaal € 10.000,-- zouden bedragen, terwijl de werkelijke kosten vele malen hoger waren.
3. Het bleek niet mogelijk een proces-verbaal van de zitting te krijgen.
4. Uit het vonnis bleek dat de stellingen van de wederpartij niet waren weersproken, terwijl in het vonnis onjuistheden stonden over klagers standpunten, zoals die ook in de pleitnota en de dagvaarding waren neergelegd.
5. Gevraagd werd in de procedure de registratie van de handelsnaam nietig te verklaren, wat niet is gebeurd, omdat de wederpartij stelde dat het recht op de handelsnaam gezamenlijk eigendom was en dit door verweerders niet is weersproken.
6. Na de zitting heeft verweerder sub 1 telefonisch laten weten dat de zitting goed was gegaan. In het vonnis werden de vorderingen van klager afgewezen.
4. Het verweer
Het standpunt van verweerders houdt in:
1. Verweerders betwisten klager te hebben gezegd dat de wederpartij geen garantie kon eisen. Ter zitting is wel verweer gevoerd tegen de vordering van de wederpartij ter zake de garantie. Voornaamste verweer was dat er een Nederlandse vennootschap van klager bij betrokken was en daarmee redelijkerwijs ook verhaal in Nederland mogelijk was. Klager heeft, nadat het tussenvonnis over de zekerheidsstelling was gewezen, zelf tot op het laatst gewacht met het verstrekken van de garantie. Verweerders hebben de garantie, direct nadat deze door de bank was afgegeven, naar de voorzieningenrechter toegezonden. Dat de garantie aldaar verkeerd is terecht gekomen en het vonnis daardoor later zou zijn gewezen, ligt aan de rechtbank en niet aan verweerders.
2. Verweerders stellen in de richting van hun cliënten nooit een maximum bedrag voor de kosten te noemen. In een eerste telefonisch contact, zonder dossier, is gezegd dat een zeer eenvoudig kort geding rond de € 5.000,-- zou kosten, maar dat zaken zelden zo eenvoudig zijn. Later bleek zelfs dat de zaak zich niet goed leende voor een kort geding. Er is, onder andere per e-mail, geadviseerd om een bodemprocedure te starten, maar klager wilde het kort geding doorzetten.
3. Het is niet gebruikelijk dat er van kort geding zittingen een proces-verbaal wordt opgemaakt. Op aandringen van klager is desondanks getracht van de rechtbank alsnog een proces-verbaal te verkrijgen. Meerdere malen heeft de rechtbank laten weten dat het niet was opgemaakt en dus niet verstrekt kon worden.
4. Al hetgeen in de dagvaarding en in de pleitnota is verwoord, is ter zitting ter sprake gekomen. In de pleitnota waren tevens alle mogelijke verweren tegen de stellingen van de wederpartij opgenomen. Ook in repliek is verweer gevoerd tegen de stellingen van de wederpartij. De inhoud van de dagvaarding en de pleitnota is herhaaldelijk met klager besproken. Beide stukken zijn diverse malen na overleg met klager aangepast. De inhoud van de stukken heeft echter geen invloed op wat er in het vonnis terecht komt.
5. De doorhaling van het merk is niet aan de orde geweest ter zitting, omdat de betreffende rechter niet bevoegd is een merk nietig te verklaren. Daartoe is een separate procedure gestart bij het Bureau voor Harmonisatie van de Interne markt. Er is wel overdracht van het merk gevorderd en dat is wel degelijk aan de orde gekomen ter zitting.
6. Verweerder erkent dat hij na de zitting heeft medegedeeld dat het goed gegaan was. Dat klopte ook, want alles uit de pleitnota en de dagvaarding was aan de orde geweest. De vorderingen zijn uiteindelijk gemotiveerd afgewezen. Verweerders wijzen erop dat zij klager in een vroeg stadium hebben gewezen op het feit dat de zaak minder geschikt was voor een kort geding, terwijl zij tevens de risico’s van een kort geding hebben aangegeven. Zij hebben geadviseerd om een bodemprocedure op te starten. Tegen dat advies in heeft klager het kort geding willen voortzetten.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. De klachtonderdelen hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerders. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Klachtonderdeel 1
5.4 Uit de aan de raad overgelegde stukken is geenszins gebleken dat verweerders klager ten onrechte hebben verzekerd dat de wederpartij geen garantie voor diens kosten kon eisen. Voorts blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken dat, toen van klager een garantie werd verlangd, verweerders klager erop hebben gewezen dat hij kon beslissen daarvan af te zien, wat dan wel tot gevolg zou hebben dat klager in kort geding niet ontvankelijk zou worden verklaard in zijn vordering. Klager heeft vervolgens besloten om de verlangde garantie te verstrekken. Op dit punt kan verweerders geen verwijt worden gemaakt. Ook het feit dat de afwikkeling van het kort geding is vertraagd door de termijn die met het verstrekken van de garantie was gemoeid en doordat de garantie bij de rechtbank enige tijd op de verkeerde plek is blijven liggen, kan in tuchtrechtelijke zin niet aan verweerders worden toegerekend. De raad is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 2
5.5. Op basis van de stukken is komen vast te staan dat in een eerste oriënterend gesprek is gesproken over de kosten van een kort geding. Verweerder sub 2 heeft gesteld dat hij een bedrag van € 5.000,-- heeft genoemd als uitgangspunt in een eenvoudige kwestie, maar dat hij geen maximum heeft genoemd. Toen verweerders de zaak daadwerkelijk in behandeling namen bleek dat er geen sprake was van een eenvoudige kwestie, dat de zaak zich niet leende voor een kort geding en dat het de voorkeur verdiende om een bodemprocedure aanhangig te maken. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat verweerders tussentijds hebben gedeclareerd, zodat de raad het aannemelijk acht dat het klager vrij snel duidelijk moet zijn geweest dat de kosten van het kort geding hoger zouden uitvallen dan aanvankelijk door hem gedacht. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerders ter zake de kosten van het kort geding een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 3
5.6. Verweerders zijn bij de rechtbank nagegaan of er een proces-verbaal van de zitting kort geding was opgemaakt dan wel of alsnog een proces-verbaal kon worden opgemaakt. De rechtbank heeft daarop medegedeeld dat dit niet het geval was en dat derhalve geen proces-verbaal van de zitting kon worden verkregen. Daarvan kan verweerders geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, zodat de raad dit klachtonderdeel als ongegrond afwijst.
Klachtonderdeel 4, 5 en 6
5.7. Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 4, 5 en 6 zal de raad deze gezamenlijk behandelen.
5.8. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van klager afgewezen. Hieruit volgt echter nog niet dat de standpunten van klager door verweerders in de kort geding procedure niet naar behoren naar voren zijn gebracht. De standpunten van klager zijn verwoord in de dagvaarding en de pleitnota en voorts hebben verweerders op voorhand producties in het geding gebracht ter onderbouwing van de standpunten van klager. Al deze standpunten en de onderbouwing daarvan zijn derhalve ter kennis van de voorzieningenrechter gekomen. Dat de voorzieningenrechter reden heeft gezien in de verweren van de wederpartij om de vordering van klager af te wijzen, betekent nog niet dat deze door verweerder sub 1 niet besproken zijn, ook al zijn in het vonnis niet alle standpunten en stellingen van partijen in het vonnis aan de orde gekomen. Het vonnis betreft een door de voorzieningenrechter gemaakte selectie en weergave van de door partijen aangevoerde stellingen en argumenten. Uit het vonnis blijkt voorts geenszins dat verweerders voor klager nadelige standpunten hebben ingenomen. De raad is dan ook van oordeel dat de stukken geen aanknopingspunten bieden voor de stelling van klager dat verweerders de belangen van klager niet naar behoren hebben behartigd. De raad is dan ook van oordeel dat ook deze klachtonderdelen ongegrond zijn.
5.9. De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 1 maart 2011.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.