Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-10-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2089
Zaaknummer
11-114
Inhoudsindicatie
Klager verwijt de advocaat van de wederpartij dat hij tracht zonder enig bewijs zijn gelijk te halen. Klager heeft zijn verwijt niet geconcretiseerd. Daarom is het verwijt kennelijk ongegrond.
Uitspraak
11-114
BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Klager
wonende te [woonplaats]
tegen: verweerder advocaat te [plaats]
1.
Bij brief van 4 juli 2011 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, de heer mr. R.J.A. Dil.
Mevrouw mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de raad van toezicht van genoemde orde, heeft de klacht namens en onder verantwoordelijkheid van de heer mr. Dil onderzocht.
Nadat gebleken was dat geen schikking kon worden getroffen, heeft mevrouw mr. Hoppenbrouwers bij brief van 3 oktober 2011, ontvangen op 5 oktober 2011, de klacht alsmede het klachtdossier ter kennis van de raad van discipline gebracht.
2.
De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.
3.
Klager verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat hij heeft getracht zonder enig bewijs zijn gelijk te halen.
4.
De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:
Klager heeft schilderwerkzaamheden verricht in opdracht van de Vereniging van Eigenaren [plaats] hierna te noemen de VvE.
Over onder meer de omvang van de door klager te verrichten werkzaamheden, de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden, het herstel van werkzaamheden die niet goed zouden zijn verricht en de betaling van de nota’s van klager is een geschil ontstaan tussen klager en de VvE.
Verweerder staat de VvE in dit geschil als advocaat terzijde.
5.
Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:
Hij heeft de opdracht tot het verven van de bergingsdeuren niet tijdig kunnen uitvoeren omdat er sprake was van condensvorming op de deuren.
Een bestuurder van de VvE heeft hem meegedeeld dat hij de bergingsdeuren voorlopig maar niet moest schilderen en dat het buitenwerk belangrijker was. Ook heeft de bestuurder hem meegedeeld dat dat later wel geregeld zou worden waarbij het bedrag dat hij zou ontvangen voor het schilderen van de deuren zou worden geïndexeerd.
De overeengekomen werkzaamheden zijn verricht en men is daar zeer tevreden over.
Door het traineren van het geschil kan hij niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen en is hij in financiële problemen gekomen.
De brief van 23 juni 2011 van verweerder bevat tal van onwaarheden.
Door de gang van zaken is hij benadeeld.
6.
Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:
De VvE heeft hem op 18 mei 2011 verzocht haar bij te staan omdat klager de VvE heeft verzocht c.q. gesommeerd een aantal facturen met betrekking tot door hem uitgevoerde schilderwerkzaamheden te betalen.
Na bestudering van het dossier en overleg met de VvE heeft hij de advocaat van klager bij brieven van 30 mei en 23 juni 2011 onder meer bericht dat de verschuldigdheid van de facturen (deels) wordt betwist.
Klager heeft niet gesteld op welke punten hij de waarheid geweld zou hebben aangedaan. Daardoor is het niet mogelijk voor hem zich tegen de klacht te verweren.
Zijn brieven aan de advocaat van klager zijn zijns inziens juridisch inhoudelijk juist en ook qua toon correct en hij heeft geen gebruik gemaakt van feiten waarvan hij wist of behoorde te weten dat die niet juist waren. Hem past geen verwijt.
7.
De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:
De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënte - passend voor komt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige klachtzaak niet gebleken.
Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager een groot aantal stukken overgelegd, waaronder een brief van verweerder d.d. 23 juni 2011, die het standpunt van de VvE bevat.
De voorzitter begrijpt de klacht van klager aldus dat verweerder zich in de hiervoor genoemde brief schuldig zou hebben gemaakt aan het stellen van feiten in strijd met de waarheid en dat verweerder deze brief niet had mogen schrijven omdat hij de daarin vervatte stellingen niet zou kunnen bewijzen.
Klager heeft niet gesteld op welke concrete punten verweerder de waarheid geweld zou hebben aangedaan en welke stellingen hij niet zou kunnen bewijzen. Terecht heeft verweerder daarom aangevoerd dat hij zich niet kan verweren tegen het verwijt van klager.
Het is de taak van een advocaat om de stellingen van zijn cliënte te verwoorden. Dat geldt ook indien niet op voorhand duidelijk is of bewijs van die stellingen voorhanden is. Omdat verweerder zonder meer het standpunt van zijn cliënte heeft mogen verwoorden en niet is vast komen te staan dat verweerder daarbij feiten heeft gesteld waarvan hij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen, is de klacht kennelijk ongegrond.
Indien klager het niet eens is met de stellingen vervat in de brief van 23 juni 2011 en het niet betalen van zijn nota’s door de VvE, dient hij daartegen op te komen door middel van een civiele procedure.
De voorzitter begrijpt uit de overgelegde brieven van de advocaat van klager aan hem dat hij niet beschikt over de voor het voeren van een civiele procedure benodigde financiële middelen. Zulks is te betreuren voor klager. Dit brengt echter niet met zich mee dat hij verweerder er een verwijt van kan maken dat het geschil met de VvE niet in voor hem gunstige zin wordt beslecht.
HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:
De klacht van klager is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 20 oktober 2011 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden 21 oktober 2011.
mr. M.J. Blaisse
voorzitter