Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1421

Zaaknummer

10-144A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen eigen raadsman. Kwaliteit van dienstverlening. Klacht met betrekking tot onvoldoende communicatie met de cliënt gegrond. Enkele waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

  

BESLISSING d.d. 1maart  2011

in de zaak 10-144A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r .

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 22 april 2010, door de raad ontvangen op 23 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 9 november 2010. Aanwezig waren klaagster en verweerder. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 12 zoals vermeld op  de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder

(a) een onacceptabele lage kwaliteit van dienstverlening heeft geboden en de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd

(b) heeft verzuimd de benodigde informatie te achterhalen betreffende de financiële positie van klaagsters ex-echtgenoot

(c) heeft verzuimd vast te stellen dat er een echtscheidingsverzoek was ingediend door de voorgaande advocaat en heeft verzuimd dit verzoek om te zetten naar een eenzijdig verzoek

(d) heeft verzuimd beslag te leggen op de gezamenlijke woning van klaagster en haar ex-echtgenoot ondanks het daartoe gedane verzoek van klaagster en ondanks het feit dat klaagster een kopie heeft laten zien van de hypotheekakte waaruit bleek dat de ex-echtgenoot van klaagster zich had geregistreerd als alleenstaande

(e) heeft verzuimd klaagster inzage te geven in afschriften van een flexibel kredietgedeelte van een hypotheek, waarvan de ex-echtgenoot van klaagster een bedrag van  € 35.000 had opgenomen

(f) klaagster ten onrechte heeft geadviseerd de koopovereenkomst van de woning te ondertekenen zonder die stukken te hebben gezien

(g) klaagster onjuist heeft geïnformeerd door te stellen dat zij niemand mee mocht nemen naar de zitting ter behandeling van het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.

(h) bij aanvang van de behandeling van de zaak heeft medegedeeld dat hij niet veel tijd had voor de zaak en geweigerd heeft schriftelijk zaken vast te leggen of uit te leggen

(i) niet heeft bewerkstelligd dat er tijdig een convenant werd gesloten waardoor de echtscheiding na verloop van tijd kon worden ingeschreven zonder dat er een convenant was

(j) misbruik heeft gemaakt van de zwakke gezondheid van klaagster.

 3. Feiten

 

3.1 Verweerder heeft klaagster als opvolgend advocaat bijgestaan in verband met haar echtscheiding vanaf het najaar van 2007.

3.2 Voordat klaagster bij verweerder kwam hadden haar (ex)echtgenoot en zij getracht middels mediation overeenstemming te bereiken over de gevolgen van de echtscheiding. De mediator/advocaat had een gezamenlijk echtscheidingsverzoek ingediend en  de echtscheiding was, naar klaagster pas later bleek, reeds op 12 september 2007 uitgesproken. Overeenstemming over het vaststellen van een bijdrage in het levensonderhoud van klaagster en de verdeling van de bestaande huwelijksgoederengemeenschap was door de mediator echter niet bereikt. De (ex)echtgenoot van klaagster betaalde op vrijwillige basis slechts een voorlopige bijdrage. Klaagster verzocht verweerder in december 2007 voor haar te gaan optreden.

3.3 Verweerder heeft klaagster medio december 2007 in een gesprek meegedeeld als advocaat voor haar te zullen gaan optreden maar dat hij niet veel tijd aan haar zaak kon besteden. Verweerder heeft geen schriftelijke opdrachtbevestiging aan klaagster gezonden.

3.4 In de daarop volgende maanden voerde verweerder enkele gesprekken met klaagster en stuurde klaagster diverse emailberichten naar verweerder met vragen.

3.5 Op 11 februari 2008 werd de aan klaagsters vorige advocaat verstrekte toevoeging gemuteerd op naam van verweerder (p. 34 klachtdossier) naar aanleiding van verweerders desbetreffende verzoek d.d. 2 februari 2008. Verweerder heeft klaagster niet (schriftelijk) gewezen op de mogelijkheid van het intrekken van de toevoeging indien de resultaten van de boedelscheiding gunstig voor klaagster zouden uitvallen. Ook heeft verweerder klaagster niet meegedeeld tegen welk uurtarief hij zijn werkzaamheden in dat geval zou declareren.

3.6  In het voorjaar van 2008 werd door de ex-echtgenoot van klaagster eenzijdig de op 12 september 2007 uitgesproken echtscheiding ingeschreven in het huwelijksregister, hetgeen de ex-echtgenoot klaagster bij emailbericht van 31 maart 2008 berichtte. Klaagster heeft dit bericht op dezelfde dag aan verweerder doorgezonden met de vraag wat dit voor consequenties had. Eerder hadden de mediator en verweerder beiden aan klaagster gezegd dat zij niet zouden meewerken aan inschrijving van de echtscheiding nu nog geen overeenstemming bestond over de alimentatie en de boedelscheiding.

3.7 Op 7 mei 2008 diende verweerder namens klaagstereen verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in, te weten een hoge bijdrage in het levensonderhoud van klaagster. Dit verzoek werd bij verstek toegewezen zodat de bijdrage op het door klaagster gevraagde bedrag werd vastgesteld.

3.8 Nadien kwam naar aanleiding van een door de ex-echtgenoot aanhangig gemaakt verzoek tot wijziging van de bijdrage voor het levensonderhoud, tussen de advocaat van de ex-echtgenoot en verweerder overleg op gang over de vastgestelde voorlopige bijdrage en over de verkoop van het aan klaagster en haar ex-echtgenoot toebehorende huis.

3.9 Verweerder heeft ter gelegenheid van een zitting in juni 2008 klaagster geadviseerd akkoord te gaan met een lagere bijdrage in de kosten van levensonderhoud van klaagster en haar medewerking te verlenen aan de levering van de inmiddels verkochte gemeenschappelijke woning, waartegenover aan klaagster wegens de boedelscheiding een substantieel bedrag zou worden betaald.. Op die zitting is uiteindelijk  vastgesteld dat hierover een akkoord tussen klaagster en haar ex-echtgenoot was bereikt.

3.10 Vanaf 21 augustus 2008 heeft klaagster zich door een andere advocaat laten bijstaan.

3.11 Nadat de toevoeging is ingetrokken vanwege klaagsters aandeel in de opbrengst van het huis, over welke mogelijkheid verweerder ook later niet heeft geïnformeerd, heeft verweerder klaagster niets in rekening gebracht voor zijn bemoeiingen.

3.12 Op 20 oktober 2009 diende klaagster de onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten in Amsterdam.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klachten (a) tot en met (g), (i) en (j) lenen zich naar oordeel van de raad voor een gezamenlijke behandeling, nu deze alle de kwaliteit van dienstverlening betreffen.

4.2. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan  in het algemeen pas sprake zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De raad zal de klachten aan de hand van deze maatstaf toetsen, hetgeen meebrengt dat de verwijten van klaagster slechts marginaal getoetst kunnen worden. 

4.3. De in 4.1 genoemde verwijten van klaagster vinden in de stukken onvoldoende onderbouwing terwijl verweerder ter zitting van de raad op een aantal punten een plausibele uitleg van de gang van zaken heeft gegeven. Aldus zijn deze verwijten feitelijk niet komen vast te staan. Ter zake van de klacht onder  (f) geldt het volgende.Tegenover de verwijten van klaagster heeft verweerder ter zitting uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan en hij heeft daarmee een aanvaardbare verklaring voor zijn optreden gegeven, in het bijzonder wat betreft het advies tot verkoop van de woning en het accepteren van een lagere voorlopige bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor, met name niet nu er slechts sprake was van het treffen van een voorlopige regeling in verband met de echtscheiding. Voorts is ter zitting van de raad door klaagster erkend dat de verkoop van de echtelijke woning niet tegen een onacceptabele prijs plaatsvond. Dit betekent dat klachtonderdelen (a) tot en met (g),(i) en (j) ongegrond zijn.

4.4. Klachtonderdeel (h) betreft het verwijt dat verweerder klaagster  bij aanvang van de behandeling van de zaak heeft medegedeeld dat hij niet veel tijd had voor de zaak en dat hij geweigerd heeft schriftelijk zaken vast te leggen of uit te leggen. Verweerder heeft erkend dat hij bij aanvang van de zaak inderdaad aan klaagster heeft gezegd niet veel tijd aan de zaak te kunnen besteden. Daarnaast is de raad op basis van de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen van oordeel dat verweerder onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd over de aanpak van de zaak terwijl hij daartoe ingevolge de onder 4.2. genoemde norm wel gehouden is. In het dossier bevinden zich immers vele schriftelijke verzoeken van klaagster om toelichting en uitleg over bepaalde kwesties zonder dat gebleken is dat verweerder daarop heeft gereageerd. Ook is de raad niet gebleken dat verweerder op enigerlei wijze aandacht heeft besteed aan het feit dat klaagsters ex-echtgenoot ook advocaat is, waardoor klaagster zich mogelijk nog meer de zwakkere partij voelde. Dit betekent dat klachtonderdeel (h) gegrond is.

MAATREGEL:

De raad is van oordeel dat verweerder   in een aantal opzichten in zijn zorgplicht- die ook de vereiste communicatie met de cliënt omvat- te kort is geschoten. Daar staat tegenover dat verweerder terecht klaagster niets in rekening heeft gebracht voor zijn werkzaamheden. De raad acht op grond van het voorgaande de maatregel van een enkele waarschuwing aangewezen..

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen (a) tot en met (g), (i) en (j) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel (h) gegrond;

- legt verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2011 door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. H.B. de Regt, mr. J.H.P. Smeets, mr. J.J. Trap, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 maart  2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van de ongegrond verklaarde onderdelen van de beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van de gegrond verklaarde onderdelen van de beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607