Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2057
Zaaknummer
10-145
Inhoudsindicatie
Klagers verwijt betreft bijstand in strafzaak. Hij vond dat verweerder hem slecht voorlichtte, onder meer over aangifte schoonfamilie, slecht naar hem luisterde, slecht bereikbaar was, te weinig tijd voor hem had en vragen niet afdoende beantwoordde, en ten onrechte proces-verbaal niet voor tweede keer aan hem verstrekte. De raad overweegt dat zeer wel voorstelbaar is dat klagers behoeften verder strekten dan waaraan verweerder tegemoet is kunnen komen. Gelet op aard van de zaak en bewijsmateriaal behoefde klager niet ontevreden te zijn. Klachten ongegrond.
Uitspraak
10-145
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 4 oktober 2010 heeft mr.[A], lid van de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement[B], die door de deken van genoemde orde was aangewezen om de klacht te onderzoeken, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
klager,
tegen:
verweerder.
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 14 februari 2011, waar zowel klager als verweerder is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. E. Bige, F. Klemann,
C.J.M. de Vlieger en P.M. Wilmink, leden van de raad, en is bijgestaan door
mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. Klager is door verweerder bijgestaan in een strafzaak, vanaf het moment van in verzekeringstelling op 1 februari 2009 tot en met de zitting bij de politierechter op 16 april 2009. Daarna heeft verweerder nog hoger beroep voor klager ingesteld te-gen het vonnis van de politierechter en diverse werkzaamheden verricht. Omdat verweerder en diens secretaresse zich in telefonische contacten met klager door deze bedreigd voelden heeft verweerder op 11 februari 2010 aan klager meege-deeld dat hij diens belangen niet verder wenste te behartigen en hem bij de behan-deling in hoger beroep niet meer zou bijstaan.
3. Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder zijn belangen niet naar behoren heeft behartigd. Volgens klager heeft verweerder hem van begin tot eind slecht voorgelicht over de hele procedure, wist hij niet dat verweerder hem was toegewe-zen omdat hij vast zat, heeft verweerder hem niet voldoende voorgelicht over de aangiften door zijn schoonfamilie in februari 2009, heeft verweerder niet naar hem geluisterd en heeft hij zijn verhaal niet kunnen doen. Verweerder was voor klager slecht bereikbaar, had te weinig tijd voor hem en beantwoordde zijn vragen niet afdoende. Ook heeft verweerder ten onrechte het proces-verbaal niet voor de tweede keer aan hem verstrekt toen hij weer gedetineerd was en heeft hij hem onvoldoende geholpen toen hij zijn verhaal bij de politie wilde wijzigen.
4. De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens.
Verweerder kreeg op 2 februari 2009 de melding dat klager in verzekering was ge-steld. Daarop is hij hem direct op het politiebureau gaan bezoeken. Volgens ver-weerders urenadministratie heeft hij 42 minuten aan dat bezoek besteed. Verweer-der beschikte toen nog niet over de processen-verbaal, dus ook niet over de verkla-ringen van de aangevers en andere getuigen. Op 5 februari 2009 is de vordering inbewaringstelling door de rechter-commissaris behandeld. Toen is klager bijge-staan door een kantoorgenote van verweerder. De vordering voorlopige hechtenis is toegewezen, onder gelijktijdige schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden. Op 27 februari 2009 heeft verweerder bij hem op kantoor de zaak met klager besproken. Verweerder heeft klager toen kopieën meegegeven van de aangiftes en de overige verklaringen. Op 6 april 2009 heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de bewaring gevorderd omdat klager de voor-waarden zou hebben overtreden. Die voorwaarden hielden in het verbod om recht-streeks contact te zoeken met zijn ex-vriendin en schoonfamilie. Nog diezelfde dag is klager in bijzijn van verweerder door de rechter-commissaris gehoord. Gelet op het gevoerde verweer heeft de rechter-commissaris de behandeling van het verzoek 1 dag aangehouden voor het inwinnen van nadere inlichtingen. Daarop is na her-haald verweer de vordering opheffing schorsing alsnog toegewezen, waarop klager is overgebracht naar het huis van bewaring [..].
De strafzitting vond plaats op 16 april 2009. De dag tevoren heeft verweerder kla-ger in het huis van bewaring bezocht. Volgens verweerders urenregistratie duurde dat gesprek 1 uur. Verweerder heeft klager toen op de hoogte gebracht van de door zijn ex-schoonouders ingediende civiele vordering. Verweerder kreeg pas kort voor de zitting bij de balie van de bode de kennelijk later ingediende civiele vorde-ring van de ex-vriendin overhandigd.
De eis was 4 maanden gevangenisstraf waarvan 2 voorwaardelijk, de politierechter veroordeelde klager voor alle 4 telastegelegde feiten en legde een straf op van 3 maanden waarvan 2 voorwaardelijk. Klager kon zich niet met de uitspraak vereni-gen, verweerder heeft na overleg met hem nog diezelfde dag hoger beroep inge-steld. Het bevel bewaring liep toen nog. Verweerder had met klager afgesproken op de kortst mogelijke termijn een verzoek tot schorsing in te zullen dienen. Hij heeft daarover vrijdagmiddag 17 april 2009 met de griffie gebeld en toen verno-men dat het voor 12 uur had moeten zijn ingediend om in de week daarop te kun-nen worden behandeld. Verweerder heeft het verzoek vervolgens ingediend op 23 april 2009. Klager is op 22 april 2009 in vrijheid gesteld. Volgens klager was dat 2 dagen te laat en liep de bewaring af op 20 april 2009.
Na klagers vrijlating hebben klager en verweerder nog diverse malen contact gehad over onder meer de afwikkeling van klagers samenwoning en de omgang met zijn zoon, alsook het hoger beroep van de strafzaak. Verweerder heeft voor klager toevoegingen aangevraagd maar die verzoeken zijn afgewezen omdat klagers in-komen te hoog was.
5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.
Over het geheel bezien kan niet gezegd worden dat verweerder in de bijstand aan klager tekort is geschoten. Hij heeft klager bezocht op het politiebureau, hem voorgelicht over het mogelijke verloop van de voorlopige hechtenis, er voor ge-zorgd dat klager werd bijgestaan bij de rechter-commissaris, hem afschriften van de processen-verbaal bezorgd, klager bezocht in het huis van bewaring ter voorbe-reiding van de strafzitting, bijgestaan ter zitting, de uitspraak van de politierechter nabesproken en hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft verweerder diverse keren geadviseerd in de familierechtelijke problemen waarin verweerder terecht was ge-komen maar heeft zich genoodzaakt gezien deze bijstand te staken toen duidelijk werd dat hij in die zaak niet aan klager zou worden toegevoegd en klager hem niet betalend wilde laten optreden. Niet is gebleken noch aannemelijk geworden dat verweerder te weinig tijd voor klager zou hebben vrijgemaakt dan wel hem onvol-doende zou hebben voorgelicht, laat staan dat hij zoals in de klacht als verwijt ligt besloten er voor zou hebben gezorgd dat klagers ex-vriendin een civiele vordering heeft ingediend. Dat die vordering is nagekomen hoeft in het geheel niet te wijzen op een aandeel van verweerder daarin. Zeer wel voorstelbaar is dat klagers behoef-te aan overleg verder strekte dan waaraan verweerder tegemoet is kunnen komen - dat klager aanvankelijk ook tegenover verweerder ontkende en zijn verklaringen later, zo begrijpt de raad, wenste bij te stellen zal druk hebben gelegd op de be-schikbare tijd - maar dat brengt nog niet mee dat verweerder in dit opzicht tekort is geschoten. Gelet op de aard van de zaak en het bewijsmateriaal behoefde klager niet ontevreden te zijn met het behaalde resultaat. Dat verweerder het verzoek om schorsing van de bewaring pas op 23 april 2009 en niet eerder – de vrijdagochtend na de zitting – heeft ingediend zodat het in de week daarop op woensdag 22 april behandeld had kunnen worden, heeft klager geen nadeel berokkend omdat hij al op 22 april 2009 werd vrijgelaten. Het verzoek was dus feitelijk overbodig.
De klacht dient dan ook in alle facetten als ongegrond te worden afgewezen.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2011.
griffier voorzitter