Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1383

Zaaknummer

10-225U

Inhoudsindicatie

Verzet tegen kennelijk ongegrondverklaring van een klacht tegen de deken ongegrond. Verweerder heeft bij de aanwijzing van een advocaat aan klager meer gedaan dan waartoe hij gehouden was, aangezien geen sprake was van een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

 

 

 

BESLISSING d.d. 26 januari 2011

in de zaak 10-225 U

___________________________

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:

 

De heer

 

k l a g e r

 

tegen:

 

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Haarlem

de heer mr. S.H.J.M. Linthorst

Postbus 5495

2000 GL HAARLEM

 

v e r w e e r d e r 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 18 januari 2010, door de raad ontvangen op 19 januari 2010, heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Bij verwijzingsbeschikking van 8 februari 2010 heeft de voorzitter van de raad van discipline de zaak verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht, teneinde deze te onderzoeken en af te handelen.

1.2       Bij brief van 14 juni 2010, door de raad ontvangen op 15 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3       Bij beslissing van 29 juni 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 juni 2010 aan klager is verzonden.

1.4       Bij brief van 30 juni 2010, vooraf verzonden per fax en door de raad ontvangen op 30 juni 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Bij fax van 9 oktober 2010 heeft klager de gronden van zijn verzet aangevuld.

1.5       Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 november 2010. Beide partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6       De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 30 juni 2010, aangevuld bij fax van 9 oktober 2010.

2          De klacht/het verzet

2.1       De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a)         bij de behandeling van het verzoek tot toewijzing van een advocaat heeft verzuimd de belangen van klager mee te wegen door niet een gespecialiseerde huurrechtadvocaat, maar mr. X als advocaat aan te wijzen;

 

b)         de klacht die klager in een andere kwestie tegen advocaat mr. Y heeft ingediend, ondanks het verzoek van klager om die klacht direct door te sturen naar de raad van discipline, eerst heeft onderzocht alvorens tot het doorsturen van de klacht over te gaan.

 

2.2       Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat het feitencomplex in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter niet sluitend c.q. willekeurig is en voorts dat de beslissing in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de wet. Voorts is bij de beoordeling van klachtonderdeel b) niet getoetst aan gedragsregel 5.

3          Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

 

3.1       Verweerder is de deken van de orde van advocaten te Haarlem. Klager heeft verweerder in genoemde hoedanigheid verzocht op de voet van het bepaalde in artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen die klager kon bijstaan in een huurzaak.

3.2       Verweerder heeft na bestudering van het procesdossier advocaat mr. X te Haarlem aangewezen. Klager is met die aanwijzing niet akkoord gegaan, omdat hij een gespecialiseerde huurrecht advocaat aangewezen wenste te zien en mr. X dit in zijn visie niet is.

3.3       In een andere kwestie heeft klager bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken een klacht ingediend tegen mr. Y, met het verzoek deze klacht direct door te sturen naar de raad van discipline. Verweerder heeft in weerwil van dit verzoek de klacht eerst onderzocht alvorens tot het doorsturen van de klacht over te gaan.

4          Beoordeling van het verzet/de klacht

4.1       Voorop staat dat ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat het advocatentuchtrecht voor hem blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (i.e. misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2       Beoordeeld dient dus te worden of verweerder in zijn hoedanigheid van deken bij de aanwijzing van een advocaat aan klager en bij zijn onderzoek naar de klacht van klager tegen mr. Y, het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd doordat hij zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. 

4.3       De plaatsvervangend voorzitter heeft deze maatstaf eveneens toegepast, zij het dat in de beslissing niet met zoveel woorden wordt vermeld dat ook de aanwijzing van de advocaat door de deken aan bedoelde norm moet worden getoetst. Uit de beslissing volgt echter dat de plaatsvervangend voorzitter de gang van zaken rond die aanwijzing wel heeft beoordeeld.

Klachtonderdeel a)

4.4       Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om aan te nemen dat verweerder zich bij de aanwijzing van een advocaat voor klager zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. 

4.5       Verweerder heeft - alvorens hij tot aanwijzing van een advocaat is gekomen - het procesdossier geraadpleegd, waarna hij mr. X, die verweerder naar eigen zeggen kent als een vakkundig en ervaren advocaat, bereid heeft gevonden de zaak over te nemen. Aldus heeft verweerder meer gedaan dan waartoe hij gehouden was, aangezien geen sprake was van een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet. Het enkele feit dat de aangewezen advocaat geen lid is van de Vereniging van Huurrecht Advocaten, hetgeen voor klager reden was af te zien van de rechtsbijstand door mr. X, maakt niet dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.6       Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.7       Een verzoek van een klager om een klacht direct ter kennis van de raad van discipline te brengen laat onverlet dat de deken, indien er een klacht bij hem wordt ingediend op grond van art. 46c lid 2 Advocatenwet een onderzoek naar die klacht dient in te stellen. Dit onderzoek geschiedt op basis van hoor en wederhoor, waarna de deken eventueel een dekenstandpunt aan klager en verweerder kenbaar kan maken.

4.8       Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder de juiste procedure heeft gevolgd door, alvorens de klacht door te sturen naar de raad van discipline, de advocaat tegen wie de klacht was gericht in de gelegenheid te stellen op die klacht te reageren en vervolgens - overigens zelfs op verzoek van klager - een dekenstandpunt toe te zenden.

4.9       Voor zover klager in zijn verzetschrift in dit verband voorts beoogd te stellen dat verweerder gedragsregel 5 heeft overtreden, overweegt de raad dat deze regel ziet op de verhouding tussen advocaat en cliënt. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat deze regel toepassing mist.

4.10     Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

4.11     Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter niet strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de wet.

4.12     De raad vermag, zonder toereikende toelichting die ontbreekt, tot slot niet in te zien dat het feitencomplex in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter niet sluitend c.q. willekeurig is, zoals klager stelt. Hetgeen de plaatsvervangend voorzitter onder 1) tot en met 3) van zijn beslissing heeft opgenomen kan, gelet op hetgeen partijen door verweerder naar voren hebben gebracht, immers als tussen partijen vaststaand worden aangenomen.

4.13     Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet kunnen slagen en dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht in al haar onderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.14     Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

 

-           verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, R.P.F. van der Mark en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2011.

 

 

voorzitter                                                                               griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-           de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.