Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1827

Zaaknummer

R. 3618/11.20

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft de zaak onvoldoende voortvarend aangepakt en geen plan van aanpak met client gecommuniceerd.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 6 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 18 januari 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 16 mei 2011.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager werd ter zitting bijgestaan door mr. O.D.H. van Hecke, senior adviseur van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport.

 

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager eerder bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

2.2 Klager heeft verweerder medio december 2009 wederom ingeschakeld teneinde te bewerkstelligen dat de door klager maandelijks verschuldigde kinderalimentatie zou worden verlaagd.

2.3 Het Landelijk Bureau Onderhoudsbijdrage, hierna “LBIO”, heeft klager bij brief van 14 december 2009 bericht dat hij tot 21 december 2009 in de gelegenheid wordt gesteld om de ontstane achterstand in de alimentatiebetalingen aan te zuiveren.

2.4 Verweerder heeft het LBIO bij faxbrief van 23 december 2010 verzocht de invorderingsmaatregelen op te schorten en bericht dat hij het LBIO na terugkomst van zijn vakantie op 8 januari 2010 nader zou informeren.

2.5 Het LBIO heeft gesteld dat haar geen bevoegdheid toekomt om klager van zijn betalingsverplichting te ontheffen en dat daartoe een verzoekschrift bij de Rechtbank zou moeten worden ingediend.

2.6 Klager heeft ter afwending van de incassoprocedure de betalingsachterstand integraal aangezuiverd en zijn maandelijkse betalingsverplichting hervat.

2.7 In maart 2010 heeft klager een draagkrachtberekening van verweerder ontvangen.

2.8 Op 12 maart 2010 is er een declaratie door verweerder aan klager gezonden ten bedrage van € 567,63.

2.9 Op 30 maart 2010 heeft klager een aangepaste draagkrachtberekening van verweerder ontvangen.

2.10 Begin april 2010 heeft klager verweerder telefonisch laten weten dat hij het aanhangig maken van een procedure zinvol achtte. Verweerder zou vervolgens een concept-brief opstellen en voor verzending van de draagkrachtberekening aan de wederpartij zorgdragen.

2.11 Klager heeft bij brief van 6 juli 2010 zijn opdracht aan verweerder ingetrokken.

 

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat hij ernstig tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen in de alimentatieprocedure. Klager heeft herhaalde malen op actie aangedrongen doch verweerder heeft nagelaten actie te ondernemen en heeft hiermee het vertrouwen dat klager in hem stelde ernstig beschaamd.

VERWEER

4. Verweerder heeft gesteld dat het om een gecompliceerde zaak ging en dat hij klager duidelijk te kennen heeft gegeven, dat hij alle mogelijke draagkrachtbeperkende posten diende te bestuderen, voordat hij eventueel een wijzigingsverzoek kon indienen. Verder heeft verweerder gesteld dat hij op de hoogte was van het feit dat het LBIO niet bevoegd was om klager van zijn betalingsverplichting te ontslaan. De brief aan het LBIO heeft verweerder uitsluitend geschreven met het oog op de mogelijkheid dat men tot nader order bereid was om van de aangekondigde incassomaatregelen af te zien. Vanaf januari 2010 heeft verweerder informatie verzameld en is in contact getreden met klager. Na de draagkrachtberekening van 30 maart 2010 heeft het nog twee maanden geduurd voordat verweerder zijn werkzaamheden kon afronden in verband met bijzondere drukte op kantoor. Verweerder stelt hiervoor zijn excuses aan klager te hebben aangeboden.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Vaststaat dat de behandeling van het onderhavige dossier lange tijd in beslag heeft genomen. Verweerder heeft in dit verband een aantal argumenten aangevoerd, maar dit niet schriftelijk aan klager bevestigd, althans dit is in het kader van het onderzoek door de deken en de behandeling ter zitting niet gesteld of gebleken. Dit geldt ook voor het (terug)bellen door verweerder. Verweerder heeft weliswaar gesteld dat hij klager met betrekking tot de gang van zaken zijn excuus heeft aangeboden maar ook dat  heeft hij niet schriftelijk aan klager bevestigd. De Raad is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verweerder de zaak onvoldoende voortvarend heeft aangepakt en onvoldoende met klager over de behandeling van de zaak en de aanpak daarvan heeft gecommuniceerd. Voornoemde aanpak wordt door de Raad verweerder zwaarder aangerekend. Verweerder was er van op de hoogte, dan wel diende op de hoogte te zijn, dat in een wijzigingsprocedure als de onderhavige met betrekking tot de hoogte van de kinderalimentatie de ingangsdatum van een eventuele wijziging veelal pas ingaat op een datum gelegen op het moment van datum beschikking, indiening van het verzoekschrift of – in het meest gunstige geval – het moment waarop de ontvangende partij gemotiveerd op de hoogte is gebracht dat de alimentatieplichtige niet langer aan zijn verplichtingen kan voldoen. De klacht is derhalve gegrond. Voorzover klager klaagt over de door verweerder aan hem in rekening gebrachte kosten, stelt de Raad vast dat verweerder klager financieel tegemoet is gekomen doch ook deze afspraken zijn niet schriftelijk heeft vastgelegd. Een dergelijke vordering dient klager overigens in een civielrechtelijke procedure in te stellen. De tuchtrechter is ter zake niet bevoegd. 

 

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 - verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. J.C. van den Dries, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2011.

griffier          voorzitter