Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2102

Zaaknummer

R. 3724/11.126

Inhoudsindicatie

Klacht dat de advocaat namens haar cliënte in een brief aan de ouders van de wederpartij misleidende mededelingen heeft gedaan. De advocaat heeft het standpunt van haar cliënte weergegeven. Verwijt dat zij ten onrechte heeft gesuggereerd over stukken te beschikken ongegrond. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 9 februari 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 26 mei 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 september 2011, alwaar klagers en verweerster zijn verschenen. Klaagster en verweerster hebben een pleitnotitie overgelegd.

 

FEITEN

2.1 De zoon van klagers, die nog thuiswonend is, hierna: de zoon, heeft een relatie gehad met mevrouw S., uit welke relatie in 2007 een dochter is geboren, hierna: de dochter.

De zoon heeft de dochter na de geboorte erkend.

2.2 Omstreeks september 2010 heeft mevrouw S. aan de zoon te kennen gegeven dat zij de dochter niet meer bij hem of bij klagers zou achterlaten.

2.3 Klagers hebben op 1 september 2010 een brief aan mevrouw S. gezonden.

2.4 Verweerster heeft de belangen van mevrouw S. behartigd in voornoemde kwestie.

2.5 Bij brief van 4 oktober 2010 heeft verweerster namens mevrouw S. geantwoord op de brief van 1 september 2010 van klagers.

In die brief deelde verweerster onder meer het volgende mee:

“Namens cliënte bericht ik u dat zij de dochter [RvD] niet meer bij U of Uw zoon zal achterlaten. Voor cliënte is het geen vraag of er incest heeft plaatsgevonden. Zowel het AMK, als de crèche, als de huisarts, als de kinderarts, als het consultatiebureau, als de politie, hebben cliënte geadviseerd de dochter [RvD] niet meer naar U en Uw zoon te laten gaan. Al deze instanties hebben als ervaring dat het voor een kind van 2 jaar oud onmogelijk is om hier over te fantaseren, om het dan daadwerkelijk uit te kunnen voeren en om dan spontaan een naam te noemen.”

(……)

“Cliënte verzoekt U geen weerwoord te geven op deze brief. Indien U overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen zal cliënte zich verweren aan de hand van door voormelde instanties verkregen stukken.”

2.6 Bij brief van 10 oktober 2010 hebben klagers aan verweerster meegedeeld te betwijfelen of de adviezen waren verstrekt met de door verweerster aangegeven inhoud en hebben zij verweerster verzocht om een kopie van die adviezen per omgaande aan hen toe te zenden.

2.7 Bij ongedateerde brief heeft verweerster hierna enkele stukken aan klagers toegezonden.

 

KLACHT

3.1 De klacht houdt in dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3.2  In de toelichting op de klacht hebben klagers gesteld dat verweerster hen heeft misleid door zich onder meer te beroepen op feitelijke gegevens of stukken waarvan zij wist, althans behoorde te weten, dat deze niet bestonden.

 

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij  of een derde met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt.

Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij of derden te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. Van belang hierbij is dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen, behoudens uitzonderingsgevallen, mag afgaan op de juistheid daarvan.

5.2 Ter zitting hebben klagers bevestigd dat hun klacht betrekking heeft op de inhoud van de brief van verweerster van 4 oktober 2010. De relevante passages zijn vermeld onder de feiten bij nummer 2.5.

5.3 Gelet op de formulering van de brief heeft klaagster daarin het standpunt van haar cliënte weergegeven.

Verweerster heeft aangevoerd dat zij in haar brief niet heeft vermeld dat er adviezen lagen of dat er feitelijke stukken waren, alsmede dat de adviezen mondeling aan haar cliënte waren gegeven.

5.4 De Raad begrijpt dit verweer aldus dat verweerster bij het opstellen van haar brief is afgegaan op informatie die zij van haar cliënte had verkregen.

5.5 Uit de onder de feiten geciteerde passages uit de brief blijkt naar het oordeel van de Raad niet dat verweerster de indruk heeft gewekt dat zij op het moment dat zij de brief schreef reeds beschikte over schriftelijke stukken waaruit de adviezen van de door haar genoemde instanties zouden blijken. Verweerster heeft niet meer gesteld dan dat die instanties haar cliënte hadden geadviseerd de dochter niet meer naar klagers te laten gaan.

In de voorlaatste alinea van de brief heeft verweerster klagers meegedeeld dat, indien zij zouden overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, haar cliënte zich zou verweren aan de hand van door voormelde instanties verkregen stukken. Die passage duidt er op dat in die toekomstige situatie – dat wil zeggen naar aanleiding van door klagers ondernomen rechtsmaatregelen – verweerster voor haar cliënte verweer zou voeren aan de hand van te verkrijgen stukken. In deze passage ligt niet besloten dat verweerster op 4 oktober 2010 reeds beschikte over die stukken.

5.6 De Raad heeft begrip voor het feit dat klagers ernstig aangedaan waren door de inhoud van de brief en de te verwachten consequenties daarvan en dat zij hebben gezocht naar mogelijkheden deze te ontkrachten. De Raad is echter van oordeel dat verweerster, die de belangen van haar cliënte in het geschil met de zoon van klagers diende te behartigen, bij die belangenbehartiging niet de haar toekomende vrijheid heeft overschreden.

In dit oordeel ligt ook besloten dat niet gebleken is dat verweerster klagers heeft geschoffeerd of gechanteerd dan wel op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet.

5.7 Het voorgaande brengt mee dat de klacht ongegrond is.

 

BESLISSING

6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.P. Heinrich, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2011.

 

 

griffier          voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.