Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1946
Zaaknummer
10-155
Inhoudsindicatie
Verweerder is conform artikel 20 lid 3 jo 1 van de Onteigeningswet tot derde door de rechtbank benoemd voor de overleden vader van klagers.
Inhoudsindicatie
Verweerder is tekort geschoten in de op hem rustende verplichting duidelijkheid te scheppen of hij mede voor de erfgenamen optrad.
Inhoudsindicatie
Ten onrechte heeft hij hen niet op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de onteigeningsprocedure en heeft het eindvonnis niet aan de erfgenamen toegestuurd.
Inhoudsindicatie
Ook heeft verweerder niet zorgvuldig gehandeld met betrekking tot de door hem ontvangen schadeloosstelling waardoor deze veel te laat is doorbetaald.
Uitspraak
10-155
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 19 oktober 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:
klagers
wonende te [woonplaats]
tegen: verweerder
advocaat te [plaats]
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 24 januari 2011.
Klager, bijgestaan door mr. [X], advocaat te [plaats], en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [Y], zijn verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling:
mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, P.R.M. Noppen, H.J.P. Robers en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door
mr. A. Huber, griffier.
2.
De raad gaat er vanuit dat klager de klacht namens alle erfgenamen heeft ingediend.
3.
Klagers verwijt verweerder handelen dan wel nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt doordat hij:
a. hen niet tijdig op de hoogte heeft gebracht van de inhoud van het eindvonnis d.d. [….] 2008, althans het vonnis niet tijdig aan hen ter beschikking heeft gesteld waardoor klagers niet van het bestaan van dit vonnis afwisten en hen de mogelijkheid is ontnomen om hoger beroep te overwegen,
b. een van belang zijnd pachtcontract, hoewel dat in zijn bezit was, ten onrechte niet heeft overgelegd in de gerechtelijke procedure,
c. een aan klager toekomend bedrag te laat, althans op een onjuiste wijze heeft doorbetaald.
4.
De raad gaat uit van de volgende gegevens:
De vader van klager was eigenaar van percelen grond gelegen nabij [plaats].
Pro Rail heeft deze percelen nodig in verband met de aanleg van de Hanzelijn.
De vader van klager is op [….] 1988 overleden.
Ten behoeve van de hiervoor genoemde aanleg van de spoorlijn is een onteigeningsprocedure aanhangig gemaakt tegen vader alsmede tegen zijn negen erfgenamen.
Verweerder is bij beschikking van [….] 2007 conform artikel 20 lid 3 jo 1 van de Onteigeningswet tot derde door de rechtbank benoemd voor vader.
Op [….] 2007 heeft verweerder zich gesteld, zowel namens vader als namens zijn erfgenamen.
Op de rolzitting van [….] 2007 heeft verweerder zich onttrokken als belangenbehartiger van de erfgenamen van vader.
Op [….] 2007 is een tussenvonnis gewezen waarbij de gevorderde onteigening uitgesproken is. Bij dit vonnis is een voorschot op de schadeloosstelling toegekend ad € 13.199,- voor de erven en € 31.066,- voor vader.
Op [….] 2008 is een deskundigenbericht uitgebracht.
Op [….] 2008 is er pleidooi gehouden. Verweerder heeft toen een pleitnota overgelegd.
Er heeft een aantal maal overleg plaatsgevonden tussen klager en/of andere erfgenamen en verweerder over de onteigeningsprocedure. Blijkens de urenspecificatie van verweerder heeft er onder meer overleg plaatsgevonden op [….] 2007, [….] 2007 en [….] 2008.
Op [….] 2008 is eindvonnis gewezen. Bij dit vonnis heeft de rechtbank geoordeeld over de definitieve schadeloosstelling en de kosten.
In [….] 2009 – nadat de cassatietermijn was verstreken – hebben de erfgenamen kennis genomen van dit vonnis.
De toegekende schadeloosstelling die verweerder heeft ontvangen, is overgemaakt naar een verkeerde rekening. Uiteindelijk is een groot deel van de schadeloosstelling op [….] 2010 overgemaakt naar de derdengeldrekening van de advocaat, die klager heeft ingeschakeld nadat hij kennis had genomen van het vonnis van [….] 2008.
5.
Ter toelichting van de klacht is het volgende aangevoerd:
Met verweerder is afgesproken dat laatstgenoemde mede namens de erven van vader als advocaat zou optreden. Zulks lag voor de hand.
Klager en zijn mede-erfgenamen hebben met verweerder gesproken over de waarde van de grond, het feit dat de grond verpacht was en de vergoeding die Pro Rail wenste te betalen voor het hekwerk dat moest worden geplaatst als gevolg van de onteigening.
Hij en zijn familieleden zijn er verontwaardigd over dat verweerder zich achteraf op het standpunt stelt dat hij niet voor hen is opgetreden.
Ten onrechte heeft verweerder de pachtovereenkomst van de te onteigenen grond, hoewel deze hem was verstrekt en hem uitdrukkelijk was verzocht deze over te leggen, niet in het geding gebracht.
Voorts waren de erven niet op de hoogte van het concept deskundigenrapport betreffende de hoogte van de uit te keren schadevergoeding waardoor zij niet hebben kunnen reageren op dit rapport.
Er heeft een pleidooi plaatsgevonden. Ook hiervan waren de erfgenamen niet op de hoogte. Verweerder is hierbij aanwezig geweest en heeft blijkens zijn pleitnota onder meer het volgende aangevoerd:
“de pleitaantekening namens de andere [verweerder] worden uitgesproken onder de vermelding dat niet met alle genoemde personen overleg heeft plaatsgevonden maar voornamelijk met [één verweerder]”.
Voorts heeft verweerder de erfgenamen niet tijdig in kennis gesteld van het vonnis waardoor hen de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep is ontnomen.
Ten onrechte heeft verweerder gesteld dat er sprake was van onenigheid tussen de erfgenamen. Daarvan was in het geheel geen sprake.
De door verweerder ontvangen schadeloosstelling is overgemaakt naar de verkeerde partij. Het heeft veel moeite gekost om te achterhalen wat er met de schadeloosstelling was gebeurd.
Ook heeft het veel te lang geduurd voordat verweerder de schadeloosstelling heeft overgemaakt.
Klager en zijn familieleden hebben schade geleden doordat de waarde van de gronden op een te laag bedrag is vastgesteld, de pachtovereenkomst niet is ingebracht en voor het hekwerk een hogere vergoeding had moeten worden toegekend. Voorts hebben zij kosten moeten maken om de feitelijke gang van zaken te achterhalen en de hen toekomende gelden alsnog te ontvangen.
6.
Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:
Hij is nimmer als advocaat voor de erven van de vader van klager opgetreden in de onteigeningsprocedure.
Dat hij zich heeft gesteld namens de erven berust op miscommunicatie tussen hem en de rechtbank. Bij brief van [….] 2007 – per fax verzonden – heeft hij de rechtbank laten weten dat hij zich per abuis had gesteld voor de erven.
Hij heeft de behartiging van de belangen van de erven niet op zich genomen omdat zij het verre van eens waren over de wijze waarop de procedure diende te worden gevoerd. Ook waren zij het niet eens over de wijze waarop de nalatenschap diende te worden verdeeld.
7.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Verweerder is door de rechtbank als derde benoemd in een onteigeningsprocedure ter behartiging van de belangen van vader, die in 1988 overleden was.
In verband met deze procedure heeft verweerder contact met klager en/of andere erfgenamen gehad om de door hem benodigde informatie te verkrijgen.
Klager heeft gesteld dat met verweerder is afgesproken dat hij ook de belangen van de erfgenamen zou behartigen en dat zulks voor de hand lag.
Verweerder heeft gesteld dat hij de belangen van de erfgenamen niet op zich heeft genomen omdat zij het verre van eens waren over de wijze waarop de procedure diende te worden gevoerd. Verweerder heeft niet gesteld op welke punten de erfgenamen van mening verschilden en dit blijkt ook overigens niet uit de stukken. Daarom acht de raad dit niet aannemelijk.
Het had op de weg van verweerder – die beroepsmatig bij deze zaak betrokken was – gelegen duidelijkheid te verstrekken over zijn positie.
Dat daarover een misverstand zou kunnen ontstaan lag voor de hand omdat verweerder als derde een bijzondere positie innam en diverse contacten heeft onderhouden met klager en/of andere erfgenamen, hetgeen uit zijn urenspecificatie blijkt.
Daarom had verweerder de erfgenamen schriftelijk moeten informeren over zijn positie en hetgeen zij van hem mochten verwachten.
Ook indien vast zou komen te staan dat verweerder slechts als derde en niet namens de erfgenamen is opgetreden, had het op zijn weg gelegen om de erfgenamen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de onteigeningsprocedure en hen tijdig te informeren over het vonnis dat op [….] 2008 is gewezen. Daarom is klachtonderdeel a gegrond.
Dat het van belang zijnde pachtcontract tijdig in het bezit van verweerder was heeft klager wel gesteld, maar is niet vast komen te staan. Daarom is het verwijt vervat in klachtonderdeel b dat verweerder het pachtcontract, hoewel het in zijn bezit was, ten onrechte niet heeft overgelegd in de onteigeningsprocedure ongegrond.
Verweerder heeft erkend dat de schadevergoeding, die hij in zijn hoedanigheid van belangenbehartiger van vader heeft ontvangen, naar een verkeerde rekening is overgemaakt.
Het overgrote deel van de schadevergoeding is toegekend bij vonnis van [….] 2007.
Door een groot deel van de schadevergoeding pas op [….] 2010 naar de derdenrekening van de advocaat van de erfgenamen over te maken is de schadevergoeding veel te laat doorbetaald. Daarom is klachtonderdeel c gegrond.
Verweerder is in ernstige mate tekort geschoten jegens de erfgenamen doordat hij geen duidelijkheid over zijn positie heeft verstrekt en de erfgenamen de mogelijkheid van het aantekenen van hoger beroep tegen het vonnis van [….] 2008 heeft ontnomen.
Omdat verweerder, die sinds 1984 advocaat is, niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen volstaat de raad met het opleggen van na te noemen maatregel.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
De klachtonderdelen a en c zijn gegrond. Klachtonderdeel b is ongegrond.
Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 27 juni 2011.
griffier voorzitter