Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1763
Zaaknummer
11-029U
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar in verband met excessief declareren. Verweerder heeft meer dan 30% in rekening gebracht dan het bedrag zoals dat door de deken als redelijk is begroot. Bezwaar gegrond; waarschuwing.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 29 juni 2011
in de zaak 11-029U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 27 januari 2011 binnengekomen dekenbezwaar van:
De deken der orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
Hiëronymusplantsoen 12
3512 KV UTRECHT
tegen:
mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 januari 2011, bij de raad binnengekomen op 27 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van 27 april 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd A en 1 t/m 18 in de bij die brief gevoegde inventarislijsten.
Het bezwaar
2.1 Het bezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder aan zijn cliënte een bedrag heeft gedeclareerd van € 14.884,92 inclusief kantoorkosten en BTW, terwijl een substantieel lager bedrag van € 11.095,56, inclusief kantoorkosten en BTW, als redelijk wordt geoordeeld.
2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens de deken de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3 Feiten:
Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is
verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft zijn cliënte, mevrouw X, in de periode januari 2004 tot en met juli 2005 bijgestaan in verband met een echtscheidingskwestie. De opvolgend advocaat van mevrouw X. heeft per 12 juli 2005 verweerder verzocht om een toelichting op de hoogte van de declaraties. Mevrouw X. heeft geweigerd de declaraties ter grootte van een bedrag van € 14.884,92 te voldoen. Teneinde betaling van zijn declaraties zeker te stellen heeft verweerder rond november 2005 beslag laten leggen op de (voormalige) echtelijke woning van mevrouw X. In verband met een afspraak over de opheffing van dit beslag heeft mevrouw X. € 14.000,- betaald aan verweerder in verband met de verzonden declaraties en € 10.000,- in depot gestort in afwachting van een begrotingsonderzoek .
3.2 Mevrouw X. heeft zich per brief van 25 januari 2007 onder andere beklaagd bij de deken over de hoogte van de facturen. Tijdens een gesprek bij de deken hebben verweerder en mevrouw X. afgesproken om de zaak voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Bij akte van compromis hebben zij de Geschillencommissie gevraagd door middel van bindend advies de kwestie te beslechten ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening, de hoogte van de declaraties en de vordering van mevrouw X. tot schadevergoeding. Op 5 juni 2009 heeft de Geschillencommissie onder andere geoordeeld dat de declaraties dienden te worden gematigd tot een bedrag van € 7.000,- exclusief kosten en BTW, dat het derhalve teveel betaalde aan declaraties diende te worden terugbetaald, dat verweerder verder niets meer in rekening kon brengen en dat mevrouw X. het door haar in depot gestorte bedrag diende terug te krijgen. Mevrouw X. heeft hierop haar klachten ingetrokken.
3.3 Het oordeel van de Geschillencommissie gaf de deken aanleiding tot een onderzoek naar het vermoeden dat de wijze van declareren door verweerder niet overeenkomstig regel 25 lid 1 van de gedragsregels 1992 is geschied. In het kader van dit onderzoek heeft er een gesprek met verweerder bij de deken plaatsgevonden op 13 oktober 2009, waarbij is afgesproken dat de deken de declaraties zou onderzoeken als ware er sprake van een begroting. Uit dit onderzoek bleek onder andere dat, hoewel verweerder weliswaar stelde per e-mail een uurtarief van € 200,- te hebben afgesproken, niet bleek van een ander uurtarief dan de € 180,- zoals verweerder die hanteerde in de specificaties bij de declaraties aan mevrouw X. De conclusie van dit onderzoek door de deken is dat een honorarium inclusief kantoorkosten en BTW van € 11.095,56 als redelijk wordt beschouwd, terwijl verweerder een bedrag van € 14.884,92 heeft gedeclareerd, zijnde een verschil van meer dan 30 %.
4 Beoordeling
4.1 Hoewel de tuchtrechter niet bevoegd is om declaratiegeschillen te beslechten, dient deze wel te beoordelen of er sprake is van excessief declareren. De tuchtrechter dient daarbij een eigen afweging te maken en is daarbij niet gebonden aan een beslissing van de Geschillencommissie. Wel kan deze beslissing een belangrijk richtsnoer voor de tuchtrechter zijn. De deken te Utrecht heeft na de beslissing van de Geschillencommissie een eigen onderzoek ingesteld naar het vermoeden dat er sprake is van declareren in strijd met gedragsregel 25. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het klachtdossier. Verweerder heeft tenminste 30 % meer in rekening gebracht dan het bedrag zoals dat door de deken als redelijk is begroot. Bovendien blijkt uit de stukken dat verweerder met het bedrag van € 14.884,92 nog niet eens alles in rekening had gebracht, maar dat daar bovenop nog iets meer dan € 4.000,- in rekening zou worden gebracht en dat mevrouw X. ook al voor een bedrag van € 10.000,- ten behoeve van verweerder in depot had gestort. Op grond van de bevindingen van de deken zoals die uit het klachtdossier blijken en gelet op de beslissing van Geschillencommissie is de raad van oordeel dat er sprake is van excessief declareren door verweerder. Het bezwaar is derhalve gegrond.
5 Maatregel
5.1 De raad acht om deze redenen de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. H.B. de Regt, B.J. Sol, J.J. Trap, M.J. Westhoff leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.