Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1914

Zaaknummer

11-18

Inhoudsindicatie

Klacht: Onevenredig veel tijd in rekening gebracht, meer dan aanvankelijk begroot, alimentatie onjuist berekend, niet tijdig herziening van alimentatie verzocht met als gevolg dat LBIO beslag legde. Alle verwijten ongegrond. Voorschotdeclaratie conform opdracht. Het stond verweerder niet vrij om op voorstel klager no cure no pay in te gaan. Er is niet één juiste berekeningsmethode voor alimentatie, verschillende benaderingen mogelijk.

Uitspraak

11-18

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief dd. 28 januari 2011 heeft mr R.J.A. Dil, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

Klager

Wonend te [woonplaats]

tegen:

verweerder

advocaat te [plaats]

 

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 16 mei 2011, waar zowel klager als verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr M.J. Blaisse, voorzitter, en mrs. E.D. Breuning ten Cate, F. Klemann, G.E.J. Kornet en C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, en is bijgestaan door mr M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van klager inzake een verzoek om herziening van de door klager te betalen kinderalimentatie ten gevolge van vermindering van inkomen door werkeloosheid.

3. De klacht luidt, na verificatie en aanpassing van onderdeel 3 ter zitting,  als volgt.

1. Verweerder heeft onevenredig veel tijd in rekening gebracht voor het eerste gesprek en de berekening van de alimentatie.

2. Verweerder heeft de alimenatie onjuist berekend.

3. Verweerder is niet ingegaan op klagers voorstel per mail van [….] 2010 dat verweerder binnen 24 uur zijn werkzaamheden zou afronden door het indienen van een de alimentatieberekening die uitkwam op € 247,00 per maand, waartegenover hijzelf bereid zou zijn voor verweerders totale werkzaamheden 3 uur te betalen mits de rechter de berekening van verweerder zou accepteren.

4. Verweerder heeft klager gebrekkig voorgelicht over de tijd die hij aan de zaak zou besteden en heeft meer gedeclareerd dan aanvankelijk begroot. Ook heeft verweerder zonder klager daarover te informeren de opdracht neergelegd toen hij, verweerder, niet bereid bleek een onredelijk hoog voorschot te voldoen.

5. Verweerder heeft in strijd met de gemaakte afspraken de rechtbank niet verzocht om de alimentatie te herzien, als gevolg waarvan het LBIO beslag legde op zijn WW-uitkering en hij financieel nadeel leed. Verweerder stelde in strijd met de waarheid dat hij in afwachting was van een beslissing van de raad voor rechtsbijstand met betrekking tot de toevoegingsaanvraag en de peiljaarverlegging.

6. Verweerder heeft zich verwijtbaar uitgelaten door zich af te vragen waarom klagers voormalig echtgenote een beroep deed op het LBIO.

4. De raad gaat bij zijn beslissing uit van de volgende gegevens.

Klager is per [….] 2009 werkeloos geworden.

Op [….] 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek een nieuwe berekening kinderalimentatie te maken. Verweerder had inmiddels zijn inkomen deels verloren en had te maken met het LBIO dat van hem betaling van achterstallige alimentatietermijnen verlangde. Daarbij heeft klager bij verweerder een formulier met diverse gegevens achtergelaten waaronder die met betrekking tot inkomen en lasten alsmede een vordering wegens overbedeling voor toebedeelde auto´s.

Bij overeenkomst van opdracht, ondertekend op [….] 2010, is in artikel 2 afgesproken dat verweerder een draagkrachtberekening zou maken en zonodig een alimentatieprocedure zou starten ter verkrijging van een lagere alimentatieverplichting.

Voorst is in artikel 2 vastgelegd dat verweerder met klager heeft besproken dat deze gezien zijn vermogen niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen. Daarbij is tevens vastgelegd dat de werkzaamheden verricht zouden worden op basis van een uurtarief van € 185,00 ex btw etcetera. De kosten van het eerste oriënterende gesprek zouden volledig in rekening worden gebracht.

In artikel 4 is overeengekomen dat klager binnen 8 dagen een voorschot van € 740,00 ex btw zou overmaken. Daarbij is bepaald dat de advocaat niet eerder aan de behandeling van de zaak kan en hoeft te beginnen dan nadat dit bedrag is voldaan.

In artikel 7 is geregeld dat de advocaat in geval van wanbetaling steeds gerechtigd is de werkzaamheden op te schorten.

Bij brief d.d. [….] 2010 heeft verweerder de advocaat van de ex-echtgenoot van klager, geïnformeerd over de nieuwe inkomenssituatie van klager en daarbij onder bijvoeging van een draagkrachtberekening kenbaar gemaakt dat klager vanaf [….] 2010 nog slechts kinderalimentatie van in totaal € 247,00 per maand wilde betalen en geen bijdrage in de hypotheeklasten, alsmede betaling van € 4.000,00 terzake overbedeling verlangde.

Tegelijk met die brief ontvangt klager de eerste voorschotnota. Daartegen heeft hij bij mail van [….] 2010 geprotesteerd. Daarin schrijft hij tevens dat hij aanneemt  dat verweerder zich vergist, dat hij eerder een inschatting had gemaakt van 1,5 uur voor de brief en twee berekeningen, en dat hij nu dus verbaasd was dat verweerder aangaf al 3,5 uur gemaakt te hebben. Klager schrijft daarin voorts dat hij benieuwd is in hoeverre hij in aanmerking kwam voor een toevoeging, en dat hij graag wil weten waar hij financieel aan toe is.

Verweerder heeft daarop alsnog een toevoegingsaanvraag ingediend. Daarop is op [….] 2010 afwijzend beslist. Op het verzoek om peiljaarverlegging van [….] 2010 is op [….] 2010 eveneens afwijzend beslist.

Bij brief d.d. [….] 2010 heeft de advocaat van zijn ex-echtgenote op voornoemde brief van verweerder gereageerd, waarbij zij voorstellen heeft gedaan met betrekking tot de mogelijke verkoop van de echtelijke woning, de betaling van de woonlasten, de kinderalimentatie - zulks onder bijvoeging van een alimentatieberekening gebaseerd op de zogenaamde brutomethode. Zij komt uit op een kinderalimentatie van € 142,33 per kind per maand - en betaling van de achterstallige kinderalimentatie over de maanden december, januari en februari. In die brief heeft zij tevens toegezegd het LBIO te zullen informeren dat de inning kan worden gestaakt wanneer klager zou instemmen met een kinderalimentatie van het door haar berekende bedrag vanaf [….] 2010.

Klager heeft per mail van [….] 2010 aan verweerder, zijn ex-echtgenote en haar advocaat inhoudelijk gereageerd en daarbij verzocht verweerder met rust te laten onder mededeling dat hij verweerder alleen heeft verzocht om een herberekening van kinderalimentatie en de overbedeling van de auto te maken.

Bij mail van [….] 2010 heeft klager aan verweerder verzocht niet op het voorstel van de advocaat van zijn ex echtgenote te reageren omdat dat zonde zou zijn van tijd en geld en direct de rechter te verzoeken om uitspraak te doen over de juiste alimentatie per [….] 2009, de overbedeling van de auto en een huurvergoeding aan de gemeenschap voor bewoning van de gemeenschappelijke echtelijke woning.

Op [….] 2010 heeft klager een brief van het LBIO ontvangen waarin deze heeft meegedeeld dat beslag was of zou worden gelegd op een deel van zijn uitkering. Klager heeft daarop direct bij verweerder geverifieerd of die inmiddels een wijzigingsverzoek bij de rechtbank had ingediend.

Nadat klager had vastgesteld dat dit laatste nog niet was gebeurd, heeft hij nog diezelfde dag aan verweerder gemaild dat hij voornemens was een klacht in te dienen, tenzij verweerder alsnog binnen 24 uur een verzoekschrift bij de rechtbank zou indienen op basis van de alimentatieberekening van € 247,00 per maand,  voor zijn werkzaamheden genoegen zou nemen met honorering van 3 uur, mits de rechter de berekening ook zou accepteren.

Verweerder heeft bij mail van [….] 2010 aan klager verduidelijkt dat deze, zoals overeengekomen in de overeenkomst van opdracht, eerst de voorschotdeclaratie diende te voldoen, danwel dat er eerst duidelijkheid moest zijn over de aangevraagde toevoeging en peiljaarverlegging, alvorens klager van hem verdere actie kan verlangen. Hij heeft klager erop gewezen dat zijn ex-echtgenote met een enkel telefoontje de bemoeienis van het LBIO zou kunnen stoppen en dat een verzoekschriftprocedure hoe dan ook enkele maanden in beslag zal nemen voordat er duidelijkheid zou zijn.

Bij brief d.d. [….] 2010 heeft klager zich vervolgens beklaagd over verweerder.

Bij brief d.d. [….] 2010 - de instructie van de klacht was toen nog niet voltooid - heeft verweerder zijn slotdeclaratie aan klager toegezonden. Die komt inclusief de niet betaalde voorschotdeclaratie op een totaal van € 1.195,08. Klager heeft daarin aanleiding gezien er bij de deken op aan te dringen de klacht alsnog voor te leggen aan de raad van discipline.

5. De raad beoordeelt de klachten als volgt.

Onderdelen 1, 2 en 4

De eerste declaratie van verweerder was een voorschotdeclaratie overeenkomstig de overeenkomst van opdracht. Het daar gedeclareerde bedrag zag dus niet enkel op het eerste gesprek en de alimentatieberekening. Uit de door verweerder overgelegde urenverantwoording kan op het eerste gezicht niet worden afgeleid dat in de voorschotdeclaratie onevenredig veel tijd is gedeclareerd.

Dat verweerder de alimentatie onjuist zou hebben berekend is niet gebleken. Voor het maken van zulke berekeningen geldt niet dat er één juiste berekening is. Verschillende benaderingen kunnen worden gebruikt om een beoogd resultaat te onderbouwen. In onderhandelingen of in een procedure kan de keuze voor een bepaalde berekening nader gemotiveerd worden. In casu is niet gebleken dat verweerder een in absolute zin ondeugdelijke berekening zou hebben gemaakt.

Evenmin is de raad gebleken van gebrekkige voorlichting van klager over de te besteden tijd. De opdrachtbevestiging is duidelijk. Verweerder heeft in eerste instantie ook niet meer gedeclareerd dan daarin bij wijze van voorschot was begroot. Verweerder verwachtte zelf ongeveer 4 uur nodig te hebben voor het eerste gesprek, de brief met de berekeningen en het opstarten van een procedure. Dat is naar het oordeel van de raad zeker niet te veel.

Het is feitelijk onjuist dat verweerder de opdracht zou hebben neergelegd. Hij heeft alleen niet verder willen werken zolang het voorschot niet was voldaan. Dat stond hem vrij. Klager had dat moeten begrijpen, hij was betaling binnen 8 dagen na de factuurdatum overeengekomen. Dat verweerder op aandrang van klager alsnog een toevoeging heeft aangevraagd maakt dat niet anders.

Deze onderdelen van de klacht zijn dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 3

In dit verwijt ligt de gedachte besloten dat het verweerder vrijstond op klagers voorstel in zijn mail van [….] 2010 in te gaan. Dat is niet zo. Voor de advocatuur geldt het verbod van het maken van een no cure no pay afspraak. Met andere woorden: zij mogen de honorering van hun werkzaamheden niet afhankelijk stellen van het resultaat van de zaak c.q. de afloop van een procedure. Deze regel dient er toe te bevorderen dat de advocaat zijn werkzaamheden in onafhankelijkheid kan blijven verrichten, hetgeen de kwaliteit van de rechtspleging ten goede komt. Maar ook als dat verbod niet zou hebben gegolden, kan verweerder geen enkel verwijt gemaakt worden dat hij niet op dit voorstel is ingegaan.

Dit onderdeel van de klacht is om die reden ongegrond.

Klachtonderdeel 5

Klager heeft zelf met zijn mails van [….] 2010 aan de advocaat van zijn ex-echtgenote en van [….] aan verweerder, de laatste er van weerhouden met de wederpartij in debat te gaan over de verschillende berekeningen en overige onderwerpen die zij had opgeworpen. Hij wilde zo voorkomen dat de advocaatkosten verder op zouden lopen. Dat staat hem vrij, maar is wel bezwaarlijk voor een adequate samenwerking tussen klager en verweerder. Zolang hij geen voorschot had betaald en er geen alternatief was gevonden in de vorm van afgifte van een toevoeging kon hij niet van verweerder verlangen dat die al een verzoekschrift zou indienen. Het is voorts klager zelf geweest die na ontvangst van de voorschotnota heeft aangedrongen op een onderzoek naar de mogelijkheden van een toevoeging. Verweerder had toen al aangegeven dat naar zijn oordeel klager niet in aanmerking kwam. Van die vertraging kan verweerder dus ook geen verwijt gemaakt worden.

Ook dit onderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 6

Aan verweerder kan geen verwijt worden gemaakt dat hij bij klager heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid om zijn ex-echtgenote te polsen of zij bereid zou zijn de bemoeienis van het LBIO voorlopig te stoppen, hangende de wijzigingsprocedure bij de rechtbank. Niet valt in te zien waarom verweerder dat niet had mogen doen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2011.

griffier     voorzitter