Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-01-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1516

Zaaknummer

R. 3318/09.150

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Ondanks een arbitraal vonnis van de Geschillencommissie, waarvan de uitkomst tot de conclusie lijkt te moeten leiden dat sprake is van excessief declareren, dient de Raad een eigen afweging te maken of sprake is van excessief declareren. De Raad kan dit op basis van de stukken en hetgeen door partijen naar voren is gebracht niet vaststellen.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 10 mei 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Bij brief van 11 april 2008 heeft de gemachtigde van klager een aanvullende

klacht tegen verweerder ingediend. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het

arrondissement Haarlem.

 

1.2  Bij beslissing van 10 september 2009 van de voorzitter van het Hof van Discipline is voor de behandeling van de klacht de Raad van Discipline in het

ressort ’s-Gravenhage aangewezen. Het dossier is door de Raad ontvangen op 11 september 2009.

1.3  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter

inzage hebben gelegen.

1.4  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 11 oktober 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager werd ter zitting

bijgestaan door mr. K. Spaargaren, advocaat te Haarlem. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. D., kantoorgenoot van verweerder en advocaat te

Haarlem.

1.5  Bij tussenbeslissing van de Raad van 8 november 2010 is verweerder in de gelegenheid gesteld zijn stellingen nader te onderbouwen, middels overlegging van stukken. Bij brief van 23 november 2010 is zulks geschied. De gemachtigde van klager heeft op deze stukken gereageerd bij brief van 3 december 2010.

 

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure van januari 2006 tot maart 2007.

2.2  Bij brief van 16 januari 2006 heeft verweerder namens de maatschap aan klager bevestigd dat hij bereid is om als advocaat de belangen van klager in diens echtscheidingprocedure te behartigen. In de brief is, voor zover in deze relevant, het volgende geschreven:

 

“De opdracht wordt formeel verstrekt aan het kantoor van verweerder (red.). In beginsel zal de zaak door mij worden behandeld. Indien dit een efficiënte en doelmatige zaakbehandeling dient of indien dit wegens omstandigheden noodzakelijk is, staat het mij vrij om tevens kantoorgenoten te betrekken bij de uitvoering van de opdracht.

 

De maatschap van verweerder (red.) is aangesloten bij de Geschillencommissie advocatuur van de Nederlandse Orde van Advocaten. Klachten over de uitvoering van deze opdracht, waaronder klachten van financiële aard, zullen worden voorgelegd aan de Geschillencommissie advocatuur.

 

 

Hierbij verzoek ik u tevens [..] een voor akkoord getekend exemplaar van deze opdrachtbevestiging naar mij toe te zenden, opdat ik deze aan het dossier kan toevoegen.”

 

2.3   Klager heeft de eerste pagina van voormelde brief geparafeerd en voorzien van de datum 3 augustus 2006. Op de tweede pagina heeft klager met de hand

geschreven:

 

“Voorwaarden akkoord – mbt – betaling met klager (red.) betalingsafspraak gemaakt”

 

2.4  In april 2006 is in opdracht van de voormalig echtgenote van klager een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.

2.5  Op 7 maart 2006 heeft de advocaat van de voormalig echtgenote van klager voorlopige voorzieningen aangevraagd ter zake alimentatie, toevertrouwing van de kinderen en exclusief gebruik van de echtelijke woning. Verweerder heeft namens klager verweer gevoerd.

 

2.6  De kantoorgenoot van verweerder, mr. F., heeft voor de vennootschap van klager werkzaamheden verricht, bestaande uit onder meer het namens die

vennootschap instellen van een incidentele vordering uit hoofde van tussenkomst in een kort geding tussen klager en zijn voormalig echtgenote.

 

2.7  Verweerder heeft op 12 juli 2006 namens klager een verweerschrift in de echtscheidingsprocedure ingediend.

 

2.8  Verweerder heeft in augustus 2006 een wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen ingediend.

 

2.9  Door de advocaat van de vrouw is op 2 november 2006, gelijktijdig met de behandeling van het echtscheidingsverzoek met nevenverzoeken, een

wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen ingediend, waarin de voormalig echtgenote van klager niet-ontvankelijk is verklaard.

 

2.10  Op 11 september 2006 heeft de procureur van de advocaat van de voormalig echtgenote van de vrouw een reactie op het zelfstandig verzoek tevens

houdende uitlating producties ingediend.

 

2.11        Bij e-mail bericht van 9 oktober 2006 heeft klager aan verweerder geschreven:

 

“Het regent hier aanmaningen, verstuurd door ene B. (red.). Ik ben in afwachting van jouw voorstel of overleg.”

        

 

2.12  Bij e-mail bericht van 14 november 2006 heeft verweerder de debiteurafdeling van zijn kantoor gevraagd klager een rappel te sturen met betrekking tot de

declaratie van 11 oktober 2006. Op 14 november 2006 is aan (de vennootschap van) klager een rappel gestuurd ter zake openstaande declaraties op naam van

klager ad € 43.080,19 en op naam van de vennootschap van klager ad € 32.339,65 en is voorts gesteld dat op grond van kantoorbeleid de werkzaamheden

worden opgeschort totdat de declaraties van de vennootschap volledig zijn voldaan.

 

2.13  Op 6 december 2006 is de echtscheiding bij beschikking uitgesproken en is de afwikkeling huwelijksvoorwaarden aangehouden.

2.14  In maart 2007 is klager met acute hartproblemen in het ziekenhuis opgenomen geweest.

 

2.15  Verweerder heeft, na overleg met de deken, op 1 mei 2007 verlof gevraagd en gekregen van de voorzieningenrechter te Utrecht tot het leggen van

conservatoir derdenbeslag en beslag op onroerende zaken van klager, welke beslagen zijn gelegd op respectievelijk 7 en 8 mei 2007.

 

2.16  Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager medio maart 2007 gestaakt. Klager heeft zich tot een opvolgend advocaat gewend.

 

2.17  Op 23 juli 2007 heeft klager met zijn voormalig echtgenote overeenstemming bereikt over de afwikkeling van de echtscheiding in een

echtscheidingsconvenant. In deze overeenkomst heeft klager zich verplicht om uiterlijk 15 september 2007 mee te werken aan het verlijden van een notariële akte

waarbij de eigendom van de woning aan de voormalige echtgenote van klager wordt geleverd.

 

2.18  Bij vonnis in kort geding van 22 oktober 2007 van de rechtbank Haarlem zijn op vordering van klager de beslagen opgeheven tegen het stellen door klager

van vervangende zekerheid aan het kantoor van klager en is tevens bepaald dat het geschil omtrent de betwiste declaraties zal worden voorgelegd aan de

Geschillencommissie.

 

2.19  Verweerder heeft de Geschillencommissie geïnformeerd dat de maatschap van zijn kantoor van klager te vorderen heeft een bedrag van € 90.488,92 ter

zake door verweerder en diens kantoorgenoten verrichtte werkzaamheden in de periode 31 mei 2006 tot 30 april 2007 en van de vennootschap van klager een

bedrag van € 35.570,04 ter zake door verweerder en diens kantoorgenote verrichtte werkzaamheden in de periode 31 juli 2006 tot 30 april 2007.

 

2.20  Bij arbitraal vonnis van 7 augustus 2008 heeft de commissie bepaald dat klager aan verweerder een bedrag dient te voldoen van € 44.200,00 exclusief

BTW en kantoorkosten.

2.21  Verweerder heeft vervolgens een civiele procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank ’s-Gravenhage om onder meer tot vernietiging van voornoemd arbitraal vonnis te komen.

 

2.22  Bij vonnis van 29 juli 2009 heeft de rechtbank de vorderingen van (het kantoor van) verweerder afgewezen.

 

2.23  Het inmiddels toenmalige kantoor van verweerder heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

 

KLACHT

3.  Klager verwijt verweerder dat hij:

 a. excessief heeft gedeclareerd;

 b.  de tijd van hemzelf en zijn stagiaire ter zake besprekingen buiten kantoor volledig aan klager in rekening heeft gebracht;

 c. heeft nagelaten inzichtelijk en maandelijks te declareren en klager niet heeft gewezen op de hoogte van de openstaande kosten althans niet eerder dan in

maart 2007;

 d.  zijn werkzaamheden heeft gestaakt, omdat klager zijn declaraties onbetaald liet;

 e.  wist dat klager met acute hartproblemen was opgenomen in het ziekenhuis en desalniettemin op 15 maart 2007 schriftelijk heeft aangekondigd zijn

werkzaamheden neer te leggen als er niet betaald zou worden;

f.  ter incasso van openstaande declaraties beslag heeft laten leggen op onroerende zaken van klager, waardoor hij werd afgesneden van zijn

inkomstenbronnen, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat klager het echtscheidingsconvenant niet kon uitvoeren. Voorts heeft verweerder klager in rechte betrokken

voor de rechtbank Utrecht ter zake van betaling van zijn declaraties. De beslaglegging en de civiele procedure zijn in strijd met de gedragsregels en hadden

achterwege moeten blijven. Verweerder had de weg van de Geschillencommissie moeten volgen;

g.zich ten onrechte heeft uitgegeven voor echtscheidingsspecialist;

 

Voorts heeft verweerder een stagiaire van zijn kantoor het grootste gedeelte van de werkzaamheden (70 tot 80%) laten verrichten, hetgeen niet was

overeengekomen. Verder heeft mr. F. nog werkzaamheden verricht, hij is evenmin echtscheidingsspecialist;

h. te lang heeft stilgezeten c.q. niets heeft ondernomen, ter zake de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand,

wetende dat klager een groot belang had bij inschrijving, het indienen van een wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen en het opheffen van de gelegde

beslagen;

i. lange tijd heeft geweigerd het dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat van klager;

j. een volstrekt zinloze procedure heeft laten voeren door zijn kantoorgenoot mr. F., over het gebruik van een auto door de voormalig echtgenote van klager.

De waarde van de auto was circa € 12.000,00 de kosten van het kort geding bedroegen ongeveer € 35.000,00, waardoor iedere verhouding zoek was;

k. een deel van de declaratie heeft toegeschreven aan de vennootschap van klager, hetgeen tuchtrechtelijk niet is toegestaan;

l.  de tijd aan klager in rekening heeft gebracht, die gemoeid was met een door de advocaat van de voormalig echtgenote ingediende klacht tegen verweerder.

Hetzelfde is gebeurd ten aanzien van het opstellen van de declaratie van verweerder en uitgevoerde incassowerkzaamheden;

m. klager niet altijd heeft geïnformeerd over belangrijke feiten en/of afspraken. Zo heeft verweerder zich meerdere keren laten adviseren door derden zonder

overleg of wetenschap van klager;

n. de zaken onnodig ingewikkeld heeft voorgesteld aan klager.

 

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1      Verweerder betwist dat sprake is van excessief declareren. De door verweerder en diens kantoorgenoten verrichte werkzaamheden zijn conform de in de

door de klager getekende opdrachtbevestiging gemaakte afspraken gedeclareerd. Er zijn diverse declaraties aan klager en diens vennootschap gestuurd die

telkenmale zonder protest zijn behouden. Klager heeft zich voor de betaling van de declaraties van zijn vennootschap persoonlijke garant gesteld. In de periode 30

juni 2006 tot en met 30 april 2007 zijn een dertiental declaraties verzonden. Verweerder is van mening dat de gehanteerde uurtarieven redelijk zijn. Verweerder

heeft gesteld dat klager eiste dat verweerder en zijn kantoorgenoten te allen tijde voor hem beschikbaar waren. In totaal waren er meer dan 35 ordners en stapels

losse documenten aan faxen, jaarrekeningen, notariële akten, taxatierapporten e.d. Alle werkzaamheden zijn in opdracht van klager verricht, de aard en omvang

van de werkzaamheden zijn telkens uitvoerig van te voren besproken en schriftelijk vastgelegd.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2      Verweerder betwist dat hij dubbele werkzaamheden aan klager in rekening heeft gebracht.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3             Verweerder heeft gesteld dat hij in overleg met klager niet maandelijks heeft gedeclareerd, doch dat hij wel tussentijds inzicht heeft gegeven in de kosten.

Verweerder heeft ter staving van dit standpunt overgelegd de brieven van 1 maart en 26 april 2006, waarbij klager op de hoogte is gebracht van de nog niet

gedeclareerde werkzaamheden in de periode 16 januari 2006 tot 25 april 2006. Op 20 maart 2006, 27 april 2006 en 9 mei 2006 heeft verweerder aan klager

verschotten gedeclareerd. Op 1 juni 2006 heeft verweerder klager bericht over de tot en met april 2006 te declareren werkzaamheden, waarbij verweerder heeft

aangegeven dat hem een declaratie ad € 23.591,46 inclusief 6% kantoorkosten en BTW redelijk voorkwam en heeft hij klager bericht als hij er onverhoopt anders

over dacht, dit dan aan verweerder te berichten. Op 8 juni 2006 heeft verweerder de werkzaamheden van januari tot en met april 2006 daadwerkelijk aan klager

gedeclareerd. De door verweerder en zijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden in de periode mei en juli 2006 zijn respectievelijk op 3 juli en 2 augustus 2006

aan klager gedeclareerd. De door verweerder en zijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden in de periode november 2006 zijn op 2 januari 2007 aan klager

gedeclareerd. De door verweerder en zijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden in de periode augustus tot en met 15 oktober 2006 zijn aan klager

gedeclareerd op 31 januari 2007. De door verweerder en zijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden in de periode 17 oktober tot en met 31 december 2006 zijn

aan klager gedeclareerd op 6 maart 2007.

 

 

Verweerder heeft de voor de vennootschap van klager verrichte werkzaamheden gedeclareerd aan klager op 1 augustus 2006, 2 oktober 2006, 2 januari 2007 en 2 maart 2007. Verweerder heeft de vennootschap van klager op 11 oktober 2006 een gecorrigeerde declaratie gestuurd en een betalingsvoorstel gedaan.

 

De secretaresse van verweerder heeft bevestigd dat de betreffende declaraties daadwerkelijk telkenmale daags na de factuurdata aan klager dan wel zijn vennootschap zijn verzonden.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4             Verweerder betwist dat hij zijn werkzaamheden voor klager heeft opgeschort. Klager heeft kort na de aanmaning van de debiteurenadministratie de

opdracht beëindigd. Nadat klager dit gedaan had, heeft verweerder nog aangeboden de werkzaamheden te hervatten en de relatie te herstellen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.5             Verweerder heeft gesteld dat hij op 8 maart 2007 een bespreking heeft gevoerd met een van de adviseurs van klager. Tijdens deze bespreking heeft de

betreffende adviseur verweerder medegedeeld dat klager voorlopig alleen voor hem beschikbaar was, omdat hij overspannen was en voorlopig rust wilde hebben.

In dat kader heeft verweerder klager beterschap gewenst. Verweerder heeft gesteld dat hij niet (in detail) op de hoogte van de ernst van de situatie van klager.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.6             Verweerder heeft na advies van de deken conservatoir derdenbeslag doen leggen, zodat niet gesteld kan worden dat hij hiertoe niet mocht overgegaan.

Verweerder heeft gesteld dat klager zich tot het uiterste heeft verzet om de weg van de Geschillencommissie te bewandelen. Hiervoor is een kort geding nodig

geweest. De rechtbank Haarlem heeft op 22 oktober 2007 onder meer bepaald dat klager medewerking diende te verlenen aan de procedure bij de

Geschillencommissie. Vervolgens is namens klager een bevoegdheidsincident opgeworpen bij de Geschillencommissie die op 4 februari 2008 heeft beslist dat zij

bevoegd was van het geschil tussen verweerder en klager kennis te nemen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel g

4.7             Verweerder heeft gesteld dat hij en zijn toenmalig stagiaire wel degelijk zijn gespecialiseerd in het personen- en familierecht. Verweerder heeft voorts

gesteld dat op uitdrukkelijk verzoek van klager dan wel met diens toestemming, met de financieel adviseur en gespecialiseerde accountant overleg is gevoerd over

de financiële kant van de zaak. De stagiaire van verweerder en zijn kantoorgenote mr. F. zijn met wetenschap en goedkeuring van klager ingeschakeld bij de

behandeling van de zaak.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel h

4.8             Verweerder heeft gesteld dat hij de echtscheidingsbeschikking van 6 december 2006 niet eerder kon inschrijven dan na 6 maart 2007 vanwege het feit dat

de voormalig echtgenote van klager niet vrijwillig mee wilde werken aan inschrijving. Verweerder heeft op 2 maart 2007 een verklaring non-appel aan de griffier

van de rechtbank gevraagd, die hij op 12 maart 2007 heeft ontvangen. De financieel adviseur van klager heeft verweerder op 9 maart 2007 verzocht tot

inschrijving van de echtscheidingsbeschikking over te gaan. Verweerder heeft aangegeven dat hij dit eerst met klager wenste te bespreken. Klager heeft echter op

28 maart 2007 de opdracht beëindigd, zodat verweerder bij gebreke van een uitdrukkelijke opdracht van zijn cliënt, niet tot inschrijving is overgegaan.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel i

4.9             Verweerder heeft gesteld dat de deken met betrekking tot de overdracht van dit dossier voorwaarden kan stellen Dit is ook geschied.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel j

4.10        Verweerder heeft gesteld dat op uitdrukkelijk verzoek van klager een kort geding is gevoerd inzake de terugvordering van de auto, die eigendom was van

de vennootschap van klager. De kantoorgenoot van verweerder, mr. F., heeft zich met instemming van klager met deze zaak belast. De kosten waren niet €

35.000,00. Dit bedrag is het totaal van hetgeen aan de vennootschap is gedeclareerd door het kantoor van verweerder wegens het voeren van het kort geding,

maar ook voor het op uitdrukkelijk verzoek van klager opstellen van een hoger beroepdagvaarding. Verder zijn uiteenlopende adviezen gegeven met betrekking tot

de vennootschap van klager.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel k

4.11        Verweerder heeft gesteld dat op uitdrukkelijk verzoek van klager - en na overleg en goedkeuring van zijn financieel adviseur - de werkzaamheden, die aan

de vennootschap waren toe te rekenen, aan de vennootschap zijn gedeclareerd. Dit vond plaats nadat aanvankelijk een deel van de werkzaamheden aan klager in

privé was gedeclareerd.

 

 

 

Ten aanzien van klachtonderdeel l

4.12        Verweerder heeft gesteld dat hij op uitdrukkelijk verzoek van klager een klacht heeft ingediend tegen de advocaat van de voormalig echtgenote van klager,

wegens het zonder nadere toelichting aan een pleitnota hechten van een taxatierapport. Hierover is met succes geklaagd. De klachtprocedure heeft er mede toe

geleid dat het namens klager ingediende wijzigingsverzoek ontvankelijk werd verklaard. Het stond verweerder derhalve vrij de door hem aan de klachtzaak bestede

tijd aan klager in rekening te brengen. Verweerder betwist dat hij aan klager in rekening heeft gebracht de tijd die hij heeft besteed aan de klacht die klager tegen

hem heeft ingediend, het opstellen van de declaratie aan verweerder en het uitvoeren van de incassowerkzaamheden.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel m

4.13        Verweerder betwist dat hij klager niet altijd heeft geïnformeerd over belangrijke feiten en/of afspraken en dat hij zich meerdere keren heeft laten adviseren

door derden zonder overleg met- of wetenschap van klager. Verweerder heeft gesteld dat op uitdrukkelijk verzoek van klager overleg is gevoerd met zijn

accountant, zijn financieel adviseur en een in het echtscheidingsrecht gespecialiseerde accountant. De kosten van deze ingeschakelde adviseurs zijn ook zonder

protest door klager voldaan.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel n

4.14        Verweerder betwist dat hij de zaken onnodig ingewikkeld aan klager heeft voorgesteld.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1             De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten doch waakt slechts over excessief declareren. Ondanks het arbitraal vonnis

van 7 augustus 2008 van de Geschillencommissie, waarvan de uitkomst tot de conclusie lijkt te moeten leiden dat sprake is van excessief declareren nu slechts

circa eenderde van het gedeclareerde bedrag is toegewezen, dient de Raad een eigen afweging te maken ten aanzien van dit klachtonderdeel, en is het vonnis

van de Geschillencommissie daartoe niet zonder meer leidend. Ook het gegeven dat sprake is van een voor een echtscheidingsprocedure  buiten

gewoon hoog bedrag aan declaraties is niet zonder meer bepalend.

 

5.2             Deze uitgangspunten zijn in het onderhavige geval billijk nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat hij door de Geschillencommissie niet meer in de

gelegenheid is gesteld de hiervoor vermelde 35 ordners in het geding te brengen, die de hoeveelheid en kwaliteit van de door hem en zijn kantoorgenoten verrichte

werkzaamheden zouden kunnen onderbouwen. Deze informatie is derhalve door de Geschillencommissie niet in de oordeelsvorming meegenomen.

 

5.3       De Raad is van oordeel dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting alsmede gelet op de nader opgevraagde en verkregen stukken

(declaraties, specificaties en processtukken) niet kan worden vastgesteld dat sprake is van excessief declareren. Van belang voor dit oordeel is dat verweerder

gedetailleerd heeft aangegeven wat de aard van de werkzaamheden is geweest en hoeveel tijd daaraan door de betrokken advocaten is besteed. De Raad kan,

mede gelet op de  omvang en complexiteit van de verweerder opgedragen zaak, niet vaststellen dat er evident onnodige werkzaamheden zijn verricht, dan wel

daaraan onredelijk veel tijd is besteed. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.4             De Raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel door verweerder gemotiveerd is weersproken en door klager onvoldoende is onderbouwd. Dit

klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is dan ook ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.5             Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij klager op 1 maart en 26 april 2006 tussentijds op de hoogte heeft gesteld van de nog niet gedeclareerde

werkzaamheden in de periode 16 januari 2006 tot 25 april 2006. Voorts blijkt uit de door verweerder overgelegde stukken dat hij klager op 1 juni 2006 heeft bericht

over de tot en met april 2006 te declareren werkzaamheden en deze werkzaamheden op 8 juni 2006 daadwerkelijk aan klager heeft gedeclareerd. Klager heeft dit

laatste ook erkend. De Raad stelt vast dat klager in juni 2006 ervan op de hoogte was dat voor een bedrag van € 23.5391,46 door verweerder en zijn

kantoorgenoten werkzaamheden voor hem waren verricht. Voorts blijkt uit de door verweerder overgelegde stukken dat hij v óó r maart 2007 vier declaraties aan

klager heeft verzonden, die zien op voor klager door verweerder en diens kantoorgenoten verrichte werkzaamheden. Met de na de tussenbeslissing door

verweerder geproduceerde stukken wordt aannemelijk gemaakt dat klager beduidend meer declaraties van verweerder had ontvangen dan hij aanvankelijk in de

klachtprocedure heeft gesteld. Gelet op het vorenstaande acht de Raad het standpunt van klager ter zake dit klachtonderdeel niet aannemelijk. Dit klachtonderdeel is

ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.6             Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij zijn werkzaamheden voor klager heeft gestaakt, omdat klager de opdracht aan verweerder had beëindigd en

niet omdat klager de declaraties onbetaald liet. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder in dit verband kan worden gemaakt. Immers ook indien

klager de verstrekte opdracht aan verweerder niet had ingetrokken, had het verweerder – gegeven de omstandigheid dat klager de declaraties onbetaald liet –  vrij

gestaan zich aan de zaak te onttrekken, mits dit op een zorgvuldige wijze zou geschieden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Ten aanzien van de klachtonderdelen e en n

5.7             De Raad stelt vast dat klager en verweerder aan elkaar tegenstrijdig standpunten innemen, zonder dat kan worden vastgesteld dat het standpunt van

klager juist is. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel f

5.8             Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij toestemming van de deken heeft gevraagd, voordat tot daadwerkelijke beslaglegging onder (zaken van) klager

is overgegaan. Indien klager meent dat verweerder in het kader van de beslaglegging en het kort geding onjuist heeft gehandeld, lag het op de weg van klager dan

wel diens advocaat om dit in een civiele procedure aan de orde te stellen. Het klachtonderdeel is ongegrond. Van tuchtrechtelijk laakbaar gedrag is niet gebleken.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel g

5.9             De Raad kan bij gebreke van enig aanknopingspunt over de definitie van een echtscheidingsspecialist niet vaststellen dat verweerder zich ten onrechte

zou hebben uitgegeven voor echtscheidingsspecialist. Verweerder heeft het standpunt van klager terzake gemotiveerd betwist. Voor wat betreft het

klachtonderdeel over de werkzaamheden die door de kantoorgenoten van verweerder in het dossier van klager zijn verricht, heeft verweerder ter staving van de

gemaakte afspraken een kopie van de door klager voor akkoord getekende opdrachtbrief overgelegd. De Raad is van oordeel dat vast staat dat klager heeft

ingestemd met het feit dat er kantoorgenoten van verweerder, op instructie van verweerder, in zijn dossier werkzaamheden zouden verrichten, zodat ook dit

klachtonderdeel ongegrond is.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel h

5.10        De Raad kan op basis van de stukken niet vaststellen dat verweerder te lang heeft stilgezeten terzake de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en

het indienen van het wijzigingsverzoek voorlopige voorzieningen. Uit de stukken volgt dat er veelvuldig contact was tussen klager en verweerder. Het had dan ook

op de weg van klager gelegen verweerder aan te sporen tot het overgaan tot actie, indien hij daartoe noodzaak zag. Dit laatste is niet gebleken. Dit klachtonderdeel

is ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel i

5.11        Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij terzake de overdracht van het dossier conform de gedragsregels (22) heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is

ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel j

5.12        De Raad acht het op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat de betreffende kort geding procedure op verzoek van klager is

geïnitieerd. Klager heeft niet aangetoond dat de kosten van het betreffende kort geding € 35.000,00 bedroegen. Verweerder heeft zulks ook gemotiveerd betwist.

Dit klachtonderdeel is onvoldoende feitelijk onderbouwd en derhalve ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel k

5.13        De Raad stelt vast dat uit de stukken volgt dat verweerder in overleg met klager een gedeelte van de werkzaamheden heeft toegeschreven aan de

vennootschap van klager. Nu dit op instructie van klager is geschied, valt niet in te zien dat verweerder terzake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het

is ook niet aan klager, gezien zijn eigen verzoek, om verweerder hierop aan te spreken, zodat  de klacht voor dit onderdeel niet-ontvankelijk wordt verklaard.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel l

5.14        Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij aan klager in rekening heeft gebracht de werkzaamheden die zien op de klacht die verweerder namens en in

opdracht van klager heeft ingediend tegen de advocaat van de voormalig echtgenote van klager. Klager heeft dit niet (gemotiveerd) betwist noch heeft hij zijn

standpunt nader onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel m

5.15        Verweerder heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist en gesteld dat op uitdrukkelijk verzoek van klager overleg is gevoerd met derden en dat deze

kosten aan klager zijn doorberekend en zonder protest door klager zijn voldaan. Gelet op dit laatste acht de Raad het standpunt van klager in deze niet aannemelijk.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

BESLISSING

6.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

           -         verklaart klachtonderdeel  k niet-ontvankelijk

                        -          verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

 

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2011.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.