Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2438

Zaaknummer

R. 3622/11.24

Inhoudsindicatie

Klacht dat de advocaat bij de behandeling van een zaak over huwelijkse voorwaarden en pensioenverevening nalatig is geweest en klager heeft misleid. De advocaat heeft een kennelijk onjuist advies gegeven inzake de betaling van alimentatie; de advocaat heeft klager langdurig niet naar behoren geïnformeerd over zijn zaak en heeft in strijd met de waarheid te kennen gegeven dat een alimentatieverzoek was ingediend en dat een dagvaarding terzake van boedelscheiding was uitgebracht.

Inhoudsindicatie

Klacht in alle onderdelen gegrond. Maatregel hangt samen met twee andere gegrond verklaarde klachten en houdt in schrapping van het tableau. Tevens ambtshalve uitspraak ex artikel 48, lid 7 Advocatenwet.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 18 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 24 januari 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 3 oktober 2011. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

 

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager vanaf 2006 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure met voorlopige voorzieningen.

2.2 Na een procedure in hoger beroep is de echtscheidingsbeschikking op 31 juli 2007 ingeschreven in de registers van  de burgerlijke stand.

2.3 In maart 2008 heeft klager zich tot verweerder gewend in verband met gewijzigde financiële omstandigheden, op grond waarvan klager verweerder heeft verzocht een aanpassing van de door klager te betalen partneralimentatie te bewerkstelligen.

2.4 Op advies van verweerder is  klager een lager bedrag aan  alimentatie gaan betalen, waarna klagers ex-echtgenote beslag heeft laten leggen op klagers pensioenuitkering.

2.5 In september 2009 heeft verweerder een kort geding dagvaarding uitgebracht, waarbij opheffing van het beslag werd gevorderd. Een zitting heeft nooit plaatsgevonden omdat verweerder aanhouding had gevraagd.

2.6 Verweerder heeft zich op 28 september 2010 als advocaat van het tableau laten schrappen.

 

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder behalve grove nalatigheid ook  grove misleiding in de uitvoering van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de pensioenverevening na zijn echtscheiding en in het bijzonder dat:

a. verweerder klagers zaken niet voortvarend heeft behandeld en anders dan hij heeft meegedeeld dan wel gesuggereerd geen verzoekschrift strekkende tot wijziging van partneralimentatie heeft ingediend, alsmede dat hij het kort geding tot opheffing van het beslag niet heeft doorgezet;

b. klager ten onrechte heeft geadviseerd minder alimentatie te gaan betalen en hem nimmer in woord en/of geschrift heeft meegedeeld dat zijn zaak op onderdelen niet haalbaar was, dan wel onevenredig veel kosten met zich mee zou brengen.

c. Verweerder heeft geadviseerd tot het korten van de alimentatie om dit uiteindelijk tot het conflict te laten komen met de wederpartij.

  

VERWEER

4. Ondanks diverse verzoeken en rappellen van de deken heeft verweerder niet op de klacht gereageerd.

 

 BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Bij de beoordeling staat voorop dat de advocaat gehouden is de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behartigen.

Voorts is van belang dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij deze, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

5.2 Bij de beoordeling neemt de Raad voorts in aanmerking dat verweerder de stellingen en verwijten van klager niet heeft weersproken.

5.3 Uit de stukken blijkt dat klager langdurig heeft getracht om verweerder datgene te laten doen dat hij behoorde te doen. Klager is op advies van verweerder minder alimentatie gaan betalen, hetgeen ertoe leidde dat de ex-echtgenote van klager beslag heeft laten leggen op klagers pensioenuitkering.

Gelet op het feit dat er een alimentatiebeschikking van het gerechtshof was die nog niet was gewijzigd, moet een dergelijk advies als kennelijk onjuist worden aangemerkt en had door verweerder dan ook niet, althans niet zonder meer aan klager mogen worden gegeven, immers konden daardoor de belangen van klager worden geschaad. Verweerder heeft eerst in september 2009 een kort geding dagvaarding uitgebracht, maar heeft zonder overleg met klager en geruime tijd zonder klager daarover te informeren, een aanhouding gevraagd. Voorts heeft verweerder het verwijt dat hij klager nimmer mondeling of schriftelijk heeft geadviseerd over de haalbaarheid van de zaak, niet weersproken. Niet gebleken is dat verweerder klager schriftelijk heeft geïnformeerd of zijn advies schriftelijk heeft bevestigd. Het had op de weg van verweerder gelegen zulks te doen. Klager heeft ten slotte onbetwist en met verwijzing naar door hem overgelegde brieven gesteld dat hij verweerder veelvuldig heeft gevraagd naar de stand van zaken en steeds door verweerder aan het lijntje is gehouden, ook nadat een bemiddelingsgesprek met de deken had plaatsgevonden, alsmede dat verweerder bovendien in strijd met de waarheid te kennen had geven, althans had gesuggereerd dat het alimentatieverzoekschrift was ingediend en dat de dagvaarding ter zake van de boedelscheiding was uitgebracht.

5.4 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en dat de klacht in alle onderdelen gegrond is.

5.5 De Raad vindt in de aard en de ernst van de nalatigheden aanleiding om, met toepassing van artikel 48, lid 7 Advocatenwet, ambtshalve uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

  

MAATREGEL

6.1 In de onderhavige klachtzaak is gebleken van een ernstig tekort schieten in de rechtshulpverlening, waardoor de belangen van de cliënt zijn of kunnen worden geschaad.

De Raad doet, tegelijk met de onderhavige uitspraak, tevens uitspraak in twee andere klachtzaken, waarin dezelfde problematiek manifest is (R.3672/11.74 en R.3611/11.13).

Verweerder heeft niet op de klachten gereageerd en geen blijk gegeven de ernst van zijn tekort schieten in te zien. De Raad houdt rekening met het gegeven dat verweerder meerdere malen door de tuchtrechter is bestraft, waarbij maatregelen van schorsing zijn opgelegd.

De Raad acht, mede gelet op twee overige klachten die heden gegrond zijn bevonden, de zwaarste maatregel geboden.

De Raad spreekt in de onderhavige zaak de schrapping van het tableau uit. Naar deze uitspraak wordt in de twee andere zaken terzake van de maatregel verwezen.

  

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

 legt als maatregel op schrapping van het tableau;

 spreekt ambtshalve uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P. S., Kamminga en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2011.

 

griffier          voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.