Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1998
Zaaknummer
R. 3753/11.155
Inhoudsindicatie
Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn wijze van declareren dan wel dat de advocaat onjuist of ten onrechte teveel aan klager heeft gedeclareerd.
Inhoudsindicatie
Op een advocaat rust een inspannings- en geen resultaatsverplichting.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 20 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 8 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klager verwijt verweerder dat hij:
a. onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn wijze van declareren en /of onjuist en teveel heeft gedeclareerd, zonder dat het toegezegde resultaat is bereikt;
b. de behandeling van de zaak niet voortvarend heeft aangepakt;
c. zonder enige vorm van overleg de behandeling van de zaak heeft overgedragen aan een kantoorgenote, mr. V., die vervolgens tegen de wil van klager heeft getracht met de wederpartij te onderhandelen.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Op verzoek van klager heeft verweerder in mei 2005 de behandeling van twee aandelenleasekwesties overgenomen.
- Bij brief van 18 mei 2005 heeft verweerder klager een bevestiging van de opdracht doen toekomen. Verweerder heeft aan klager bevestigd dat zijn uurtarief € 205,00 bedraagt exclusief BTW.
- Bij brief van 23 augustus 2005 heeft verweerder nogmaals het overeengekomen uurtarief aan klager bevestigd en dat het door klager opgegeven inkomen boven de grens ligt om voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking te komen.
- Bij brief van 27 mei 2010 heeft verweerder klager bevestigd dat hij geen bijstand meer aan klager zal verlenen. Voorts heeft verweerder klager afschriften van alle declaraties met specificaties doen toekomen.
Beoordeling van de klacht
Ten aanzien van klachtonderdeel a
4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat bij het aanvaarden van een opdracht de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Verweerder heeft bij brief van 18 mei 2005 de gemaakte afspraken vastgelegd. Het met klager overeengekomen uurtarief van € 205,00 is daarin eveneens vastgelegd. Uit de stukken volgt dat klager veelvuldig bezwaren heeft geuit tegen de hoogte van de declaraties. Voorts is gebleken dat verweerder klager, ondanks de urenspecificaties, een nadere toelichting heeft verstrekt, waarna klager vervolgens telkens voor betaling heeft zorggedragen. Niet kan derhalve worden vastgesteld dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn wijze van declareren.
4.2 Vanaf 2005 tot medio 2010 is door verweerder aan klager een bedrag van € 11.000,00 in rekening gebracht. Klager kwam niet in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder is klager vrijwillig tegemoet gekomen door bedragen aan klager te crediteren. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuist of ten onrechte teveel aan klager heeft gedeclareerd.
4.3 Het feit dat bepaalde beoogde resultaten niet zijn behaald doet aan het vorenstaande niet af. Immers, er rust op een advocaat een inspannings- en geen resultaatsverplichting. Uit dit laatste vloeit tevens voort dat verweerder niet kan worden verweten dat het hem niet is gelukt klagers BKR-registratie ongedaan te maken. Ten slotte kan niet worden vastgesteld het verwijt van klager dat verweerder hem een bepaald resultaat heeft toegezegd. Verweerder heeft dit laatste gemotiveerd betwist en het door klager gestelde is ook overigens niet gebleken.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
4.4 Uit de stukken volgt dat toen verweerder de behandeling van de zaak overnam, klager bij verstek was veroordeeld tot betaling van een bedrag van €30.000,00. Er is tijdig verzet aangetekend. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat de procedure van rechtswege is geschorst in verband met het faillissement van de DSB bank. Verweerder kon op de processuele kant van de zaak in dit verband geen invloed uitoefenen. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verweerder de behandeling van de zaak niet voortvarend heeft aangepakt.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
4.5 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
4.6 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat zijn kantoorgenote mr. V. in verband met specialistische kennis vanaf begin 2009 bij de behandeling van de zaak is betrokken. Niet is gebleken dat verweerder de dossiers aan mr. V. heeft overgedragen noch dat er extra kosten aan klager in rekening zijn gebracht vanwege de verrichte werkzaamheden door mr. V. Van bezwaren van de kant van klager tijdens de behandeling van de zaak tegen deze gang van zaken is ook overigens niet gebleken. Klagers stelling dat mr. V. heeft gezegd dat zij zou samenwerken met de wederpartij is door klager niet onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk gemaakt.
4.7 Voor zover klager verweerder een verwijt maakt over de wijze waarop deze zijn opdracht heeft neergelegd, volgt uit de stukken dat verweerder zulks zorgvuldig heeft gedaan, door geen rechten en/of belangen voor klager verloren te laten gaan gedurende de periode dat klager nog geen andere advocaat bereid had gevonden de behandeling van de zaak over te nemen.
4.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 23 augustus 2011.
Plv. voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.