Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1687

Zaaknummer

10-255A

Inhoudsindicatie

Gegronde klacht tegen advocaat die de cliënt van een toegevoegde advocaat bezoekt in de P.I. zonder voorafgaand overleg of toestemming van die advocaat. Verwijzing naar LJN YA0134. Berisping.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 juni 2011

in de zaak 10-255A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 8 juli 2010 binnengekomen klacht van:

mevrouw mr.

k l a a g s t e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 7 juli 2010, bij de raad binnengekomen op 8 juli 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 maart 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.2 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 tot en met 19 zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de pleitnota van verweerder, zoals gehecht aan het proces-verbaal.

 

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder een strafzaak van klaagster heeft "afgetroggeld" door de cliënt van klaagster te bezoeken in de penitentiaire instelling waar hij op dat moment verbleef, zonder voorafgaand een overnameverzoek te doen aan klaagster, dan wel aan de advocaat die de zaak aan klaagster had overgedragen.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerder, volgens klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Op of omstreeks 18 september 2009 is verweerder bij een bezoek aan een strafcliënt in een penitentiaire instelling in contact gekomen met de heer S., die op dat moment van een ernstig strafbaar feit werd verdacht. Verweerder begreep toen van de heer S. dat hij zich door een andere advocaat, mr. K., liet bijstaan. Op 25 september 2009 heeft verweerder de heer S. in de penitentiaire instelling bezocht. Bij die gelegenheid heeft verweerder de heer S., die geen Nederlands spreekt, een door verweerder in de Nederlandse taal opgestelde machtiging laten ondertekenen, waarin deze verweerder machtigt om zijn strafzaak over te nemen en hem verder bij te staan in de strafzaak.

3.3 Aanvankelijk werd de heer S. bijgestaan door mr. K., die de zaak op enig moment heeft overgedragen aan klaagster. Klaagster heeft haar cliënt bezocht op 2 oktober 2009 in de penitentiaire instelling waar hij verbleef. In dat gesprek heeft klaagster vernomen dat haar cliënt op enig moment daarvoor was bezocht door een mannelijke advocaat, van wie de cliënt zich de naam niet kon herinneren.

3.4 Op 8 oktober 2009 werd klaagster benaderd door een kantoorgenoot van mr. K., tijdens de vakantie van mr. K, in verband met ontvangen faxbrieven van verweerder aan mr. K, van 2 en 7 oktober 2009. Daarin kondigde verweerder aan de heer S. te zullen bezoeken, vanwege de door hem gewenste overname van diens strafzaak.

3.5 Bij fax van 8 oktober 2009 heeft de kantoorgenoot van mr. K. verweerder bericht dat de strafzaak was overgedragen aan klaagster. Per fax van eveneens 8 oktober heeft klaagster aan verweerder bevestigd dat zij nog steeds voor de heer S. optrad en dat zij ervan uitging dat verweerder zich niet meer met hem in contact zou stellen. Klaagster heeft haar werkzaamheden aan de strafzaak vervolgens voortgezet.

3.6 Omstreeks 15 oktober 2009 is contact geweest tussen verweerder en de werkgever van de heer S., waarin de overname van de strafzaak door verweerder onderwerp van gesprek is geweest.

3.7 Op 15 oktober 2009 heeft de heer S. klaagster verteld voortaan bijgestaan te willen worden door verweerder, waarna klaagster het dossier aan verweerder heeft overgedragen.

4 Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad in aanmerking dat een advocaat die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, daarbij op zorgvuldige wijze dient te handelen. Zo kan in het algemeen worden verlangd dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak wenst over te nemen. Dit overleg houdt in ieder geval in dat de advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten uitwisselen. Voorts behoort de advocaat wiens zaak wordt overgenomen, de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of deze inderdaad wenst van advocaat te wisselen. Deze maatstaf is eerder gehanteerd door de raad van discipline Amsterdam in zijn uitspraken van 24 augustus 2009 (09-015A) en 11 januari 2010 (09-193A), alsmede door de raad van discipline Arnhem op 6 december 2010 (10-83).

4.2 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om voorafgaand aan zijn bezoek aan de heer S. op 25 september 2009 overleg te plegen met de behandelend advocaat. Door te vertrouwen op de mededeling van de heer S. dat hijzelf de behandelend advocaat had afgebeld, nam verweerder het risico dat er nog steeds een behandelend advocaat was (ongeacht of dit mr. K. betrof, dan wel klaagster na de overdracht van de zaak aan haar).

4.3 Voorts is de raad van discipline van oordeel dat de fax die verweerder, overigens pas een week na zijn bezoek aan de cliënt, zond aan mr. K. een misleidende opmerking bevat, in die zin dat hij daarin slechts aankondigt de heer S. te willen bezoeken, terwijl verweerder de heer S. dus al op 25 september had bezocht. Deze opmerking is te meer misleidend, omdat verweerder in deze fax er geen melding van maakt dat hij zelf op 25 september 2009 de (bij die fax gevoegde) handgeschreven machtiging van de heer S. had opgesteld.

4.4 Naar het oordeel van de raad had het eveneens op de weg van verweerder gelegen om, direct na ontvangst van de fax van klaagster van 8 oktober 2009, contact met haar op te nemen. Het heeft er alle schijn van dat verweerder dit contact juist uit de weg is gegaan, ook vanwege het feit dat hij in zijn contact met de werkgever van de heer S. -  nog daargelaten wat de inhoud daarvan is geweest - er geen blijk van gaf afscheid van de zaak te hebben genomen.

4.5 Op grond van deze gang van zaken is de raad van oordeel dat verweerder geen daadwerkelijk overleg met klaagster heeft gevoerd en evenmin heeft gepoogd dit met haar te voeren. De raad zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die het door verweerder achterwege laten van daadwerkelijk overleg zouden kunnen rechtvaardigen. De raad is voorts van oordeel dat verweerder door zijn handelwijze overleg met klaagster juist uit de weg is gegaan. Verweerder heeft dan ook niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en heeft aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad verklaart de klacht derhalve gegrond.

5 Maatregel

Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, acht de raad het opleggen van de maatregel van berisping op zijn plaats. Daarbij heeft de raad in het bijzonder meegewogen de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling van verweerder wegens een gebrek aan onderlinge confraternele welwillendheid en het feit dat verweerder in die eerdere zaak, evenals in deze zaak, als reactie op de klacht vanaf het begin de aanval heeft gezocht door allerlei (ongefundeerde) tegenverwijten aan de klager te maken, zonder het klachtwaardige van zijn eigen handelen te onderkennen.

BESLISSING:

De Raad van Discipline

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, en mr. H. Dulack, mr. H.B. de Regt, mr. M.W. Schüller en mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2011.

Voorzitter      Griffier

Mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding heeft deze uitspraak bij afwezigheid van mr. Rammeloo in haar opdracht ondertekend

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van

 het hof.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.