Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1838
Zaaknummer
10-192
Inhoudsindicatie
Klacht over het behandelen van tegenstrijdige belangen. De klacht is ongegrond omdat de destijds door klaagster aan verweerder toevertrouwde belangen geen verband houden met de kwestie waarin hij thans tegen klaagster optreedt. Niet is vast komen te staan dat verweerder beschikt over informatie afkomstig uit het dossier van de zaak die hij voor klaagster heeft behandeld. Voorts is niet gebleken van redelijke bezwaren van klaagster tegen het optreden van verweerder.
Uitspraak
10-192
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief van 13 december 2010 heeft mr. M-L.A.J. Hoppenbrouwers, adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, die namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van genoemde orde, mr. R.J.A. Dil, de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:
klaagster
wonende op een geheim adres
tegen: verweerder
advocaat te [plaats]
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 7 maart 2011.
Klaagster is niet verschenen. Verweerder is wel verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma, C.L. Lunenberg-Demenint en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.
Na afloop van de behandeling heeft klaagster de gelegenheid gehad te reageren op het proces-verbaal. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
2.
Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet gedraagt zoals een goed advocaat betaamt, doordat hij in 1996/1997 voor haar is opgetreden in een zaak die betrekking had op het verbreken van een eerdere relatie van haar, terwijl hij thans tegen haar optreedt door haar voormalig echtgenoot terzijde te staan.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens:
Klaagster heeft ongehuwd samengewoond met partner X. In verband met de beëindiging van haar relatie heeft verweerder haar in 1996/1997 terzijde gestaan.
Klaagster is op [….] 1996 gehuwd. Dit huwelijk is op [….] 2003 beëindigd door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Nadat de ex-echtgenoot van klaagster door een aantal andere advocaten terzijde is gestaan heeft hij verweerder verzocht hem terzijde te staan.
Bij brief van [….] 2010 heeft verweerder zich gewend tot de advocaat van klaagster en haar meegedeeld dat de ex-echtgenoot van klaagster zich tot hem heeft gewend met het verzoek zijn belangen te behartigen bij de afwikkeling van de beperkte gemeenschap van goederen die heeft bestaan tussen zijn cliënt en klaagster en de daarmee verband houdende afrekening conform de huwelijkse voorwaarden.
Hij schrijft voorts dat hij halverwege de jaren 90 voor klaagster is opgetreden in het kader van een geschil tussen haar en partner X. Gezien het tijdsverloop sedertdien en de omstandigheid dat de aard van de geschillen geen belangenverstrengeling met zich meebrengen acht hij zich vrij om thans voor zijn cliënt op te treden.
Bij brief van [….] 2010 heeft de advocaat van klaagster aan verweerder bericht dat zij er bezwaar tegen heeft dat hij thans voor haar ex-echtgenoot optreedt gezien de gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden en is verweerder verzocht de zaak niet verder te behandelen en de ex-echtgenoot van klaagster te verwijzen naar een andere advocaat.
Bij brief van [….] 2010 heeft de advocaat van klaagster aan verweerder bericht dat klaagster van mening blijft dat het hem niet is toegestaan thans tegen haar op te treden omdat hij beschikt over vertrouwelijke informatie van haar die van belang kan zijn en dat er ook overigens redelijke bezwaren bestaan tegen zijn optreden. Voorts schrijft de advocaat van klaagster dat zij om haar moverende redenen zal berusten in het feit dat verweerder de belangen van haar toenmalige echtgenoot behartigt, zij het dat zij daar wel de nodige kanttekeningen bij heeft. Eén van de overwegingen van klaagster om op dit punt te berusten is dat zij nog steeds de wens heeft om in onderling overleg tot een oplossing van de problemen te komen.
Op [….] 2010 heeft verweerder de advocaat van klaagster een uitvoerige brief geschreven over onder meer de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
4.
Klaagster heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling ter toelichting op haar klacht het volgende aangevoerd:
Sinds 2002 is zij verwikkeld in een echtscheiding die voor haar gepaard gaat met veel emoties en negatieve energie. De procedures brengen voor haar onnodig hoge kosten met zich mee.
Haar ex-echtgenoot is zelf advocaat geweest.
In een rechterlijke uitspraak d.d. [….] 2009 is geoordeeld dat haar ex-echtgenoot misbruik maakt van zijn recht door de wijze waarop hij opereert bij de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk.
Het kan volgens haar niet anders dan dat verweerder gebruik heeft gemaakt van informatie uit haar oude dossier omdat hij daar nu mee komt en haar ex-echtgenoot dit de afgelopen jaren niet heeft aangevoerd.
In de brief van [….] 2010 stelt verweerder namelijk de overname door haar aan de orde van 1/3 deel van een woning van partner X en wordt een bedrag van ƒ 4.283,85 genoemd, dat destijds door de notaris aan haar is overgemaakt. Zij heeft sterke vermoedens dat verweerder deze gegevens heeft opgezocht in haar oude dossier omdat hij zo nauwkeurig aangeeft om welk bedrag het gaat.
Verweerder is een oude kennis van haar ex-echtgenoot.
Verweerder gooit olie op het vuur en adviseert zijn cliënt tegen alle regels in.
Zonder haar instemming en ook nadat zij haar bezwaren kenbaar heeft gemaakt, treedt verweerder tegen haar op. Hij behartigt zodoende tegenstrijdige belangen.
5.
Verweerder heeft het volgende tot zijn verweer aangevoerd:
De zaak die hij destijds voor klaagster heeft behandeld is een totaal andere zaak dan de zaak die hij thans voor de ex-echtgenoot van klaagster behandelt.
Van enige belangenverstrengeling is geen sprake. Hij is ook niet bevreesd dat zich ontwikkelingen kunnen voordoen waardoor alsnog sprake zou kunnen zijn van een belangenverstrengeling.
Hij beschikt niet over vertrouwelijke informatie afkomstig van klaagster, die van belang zou kunnen zijn. Haar dossier is in 2001 vernietigd.
Het is zijn stellige overtuiging dat klaagster geen redelijke bezwaren kan hebben tegen zijn optreden.
6.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Klaagster heeft bij brief van [….] 2010 te kennen gegeven haar aanvankelijke bezwaren tegen het optreden van verweerder voor haar ex-echtgenoot te laten varen, maar zij is daar nadien op teruggekomen.
Ingevolge gedragsregel 7 lid 4 en 5 is het een advocaat niet toegestaan tegen een voormalig cliënt op te treden tenzij:
1. de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem en de aan de advocaat toevertrouwde belangen ook geen verband houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is, en,
2. de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel zaakgebonden informatie of informatie de persoon van de voormalige cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de huidige zaak tegen de voormalige cliënt en,
3. ook overigens niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige cliënt.
De raad is van oordeel dat de verbreking van de relatie van klaagster halverwege de 90-ter jaren een andere kwestie betreft dan de beëindiging van haar huwelijk en dat de destijds door klaagster aan verweerder toevertrouwde belangen ook geen verband houden met de kwestie waarin hij thans tegen klaagster optreedt.
Klaagster heeft aangevoerd dat verweerder beschikt over informatie afkomstig uit de zaak die verweerder voor haar heeft behandeld en heeft daarbij verwezen naar een afrekening van de notaris d.d. [….] 1997, waaruit blijkt dat haar een bedrag ad ƒ 4.283,85 toekwam.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij de hiervoor genoemde informatie van zijn cliënt heeft verkregen en dat hij niet meer de beschikking heeft over het dossier van klaagster omdat dit in 2001 is vernietigd.
Gezien hetgeen verweerder heeft aangevoerd is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat hij de hiervoor genoemde informatie heeft verkregen uit het dossier van klaagster.
Omdat ook overigens niet van redelijke bezwaren van de zijde van klaagster tegen het optreden van verweerder voor haar ex-echtgenoot is gebleken, meent de raad dat verweerder mag optreden voor de ex-echtgenoot van klaagster. Daarom is de klacht ongegrond.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
De klacht van klaagster is ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2011.
griffier voorzitter