Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-08-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1877
Zaaknummer
10-398A
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar; verweerder heeft twee maal een bevel beperkingen opgelegd aan cliënt in strafzaak overtreden door contact te hebben met derden en met hen zaaksinhoudelijke informatie uit te wisselen. Gegrond, maatregel: berisping.
Uitspraak
BESLISSING d.d. 3 augustus 2011
in de zaak 10-398A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 29 oktober 2010 binnengekomen bezwaar van:
de deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Amsterdam
Postbus 57590
1040 BL Amsterdam
d e k e n
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 28 oktober 2010, door de raad ontvangen op 29 oktober 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2010 in aanwezigheid van de deken en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
a) de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 14 in de in die brief genoemde inventarislijst;
b) de brief van de deken van 14 december 2010 met als bijlage de brief van het arrondissementsparket Amsterdam van 10 december 2010 en het bevel beperkin-gen gedateerd 10 december 2009;
c) de brief van verweerder van 17 januari 2011.
2. het bezwaar
2.1 Het bezwaar houdt -zakelijk weergegeven- in dat verweerder tot tweemaal toe heeft ge-handeld in strijd met het aan zijn cliënt opgelegde bevel beperkingen door na afgifte van dat bevel contact te hebben met derden en met hen informatie te delen over de strafzaak van zijn cliënt.
2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder volgens de deken de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
3. feiten
Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder is advocaat van X.
3.2 X is op 7 december 2009 aangehouden op verdenking van bedreiging. In de loop van dat onderzoek rees een nieuwe verdenking ter zake van witwassen. Ter zake van eerstge-noemde verdenking is X op 9 december 2009 om 22.04 uur in vrijheid gesteld, waarna hij om 22.05 uur is aangehouden in verband met de tweede verdenking. Op 10 december 2009 is X voor de rechter-commissaris geleid die hem in bewaring heeft gesteld onder op-legging van een bevel beperkingen.
3.3 Op 16 december 2009 is de zus van X door de politie als getuige gehoord inzake de wit-wasverdenking. Daags ervoor heeft zij verweerder op zijn kantoor gesproken.
3.4 Op telefonisch verzoek van de politie op 15 december 2009 is op 16 december 2009 ook getuige Z gehoord inzake de witwasverdenking, welke Z eerder die dag telefonisch con-tact heeft gehad met de heer NN blijkens de op 16 december 2009 afgetapte telefoon van Z.
3.5 Bij brief van 10 december 2010 heeft het parket Amsterdam aan de deken bevestigd dat verweerder aanwezig was bij de voorgeleiding van X bij de rechter-commissaris op 10 december 2009, bij welke gelegenheid het bevel beperkingen aan X werd opgelegd en af-schrift van de betreffende beslissing aan X werd uitgereikt. Afschrift van het bevel beperkingen is bij de brief van 10 december 2010 overgelegd.
3.6 Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Amsterdam-Amstelland van 17 de-cember 2009 vermeldt ondermeer het volgende:
(…)
Uitnodiging voor verhoor:
Op dinsdag 15 december 2009 omstreeks 17.40 uur is telefonisch contact opgenomen met [zus van X] teneinde haar uit te nodigen voor een getuigenverhoor. Hierbij is haar uitgelegd dat zij gehoord diende te worden als getuige in het witwasonderzoek naar haar broer, verdachte X en dat de politie daarvoor met haar voor de dag erop, woensdag 16 december 2009, een afspraak wilde maken.
……
Hierbij verklaarde [zus van X]dat zij met de advocaat van haar broer had gesproken en dat hij haar uitgelegd dat zij niet hoefde te komen omdat ze verschoningsrecht ten opzichte van haar broer had.
Tapgesprek:
Op 16-12-09 te 15:56:59 vond het volgende telefoongesprek plaats op het getapte telefoonnummer, in ge-bruik bij [zus van X].
…….
[zus van X]: Nee nee. Hoe heet het, Ik ben getuige en nou goed ehhh, ik ben bij [verweerder] geweest, die zegt ze kunnen het om laten slaan en ja, dan gaan ik gewoon …(ntv)…
Verklaring getuige [zus vanX]
Op 16 december 2009, omstreeks 16:00 uur, werd –[zus van X] als getuige gehoord. Hierin verklaarde zij onder andere het volgende:
“ik heb gesproken met[ verweerder]. Ik had voor jullie de eerste keer aan de deur kwamen contact gehad met [verweerder] hij zei dat ik niet hoefde te getuigen. Gister ben ik bij hem, [verweerder], geweest en toen heeft hij gezegd dat ik alles eerlijk moet zeggen. Als het X kan helpen wil ik verklaren. Ik heb gewoon alles eerlijk gezegd.”
Getuige [Z]
Ui de door[verweerder] verstrekte stukken zou blijken dat er een geldlening is afgesloten tussen [Z] en X. Teneinde [Z] als getuige hierover te horen is hij daartoe op 15 december 2009 telefonisch uitgenodigd. Voorafgaand aan het verhoor vonden de volgende tapgesprekken plaats:
……
Op 16-12-09 te 12:45:16 uur vond het volgende tapgesprek plaats op de getapte lijn in gebruik bij [Z]
……
NN: Ja gap, Ik heb die advo net gesproken en het gaat inderdaad om die ehh.. die geldlening van vorig jaar. Volgens mij was het……
Wat ik heb begrepen ze hebben hem dan gearresteerd in principe had ie drieduizend euro op zak. Ze vonden dat vreemd. Dat ie drieduizend euro op zak had. En ze vonden het vreemd dat terwijl die zeg maar vast zat dat die hypotheken steeds betaald werden.
……
NN: Dus ehh.. in principe. Maar goed hij zegt ook luister die jongen hebt verklaard dat ie van jou dat geld vorig jaar heb geleend. En dat ie daarmee privé en zakelijke dingen heb betaald. Dus hij zegt, hij kan gewoon langs gaan op het bureau en hij hoeft dat alleen maar bevestigen meer hoeft ie niet te zeggen. Op 16-12-09 te 12:51:45 uur vond het volgende tapgesprek plaats op de getapte lijn in gebruik bij [Z]
…..
NN: Als jij zegt hij hoeft alleen maar te verklaren. Hij zegt volgens mij hebben ze een zakelijke overeenkomst getekend. Hij zegt dat hoeft ie alleen maar te bevestigen.
….
NN: Weet ik niet meer. Volgens mij eehh die hoe heet het zie tegen mij dat ie eehh heb verklaard dat eehh november december geweest moest zijn.
….
NN: Luister jaaeehh.. 2008 wordt mij gezegd. November 2008.
Verklaring [Z]
Op donderdag 16 december 2009 is de getuige [Z] gehoord. Hij verklaarde onder ander het volgende:
….
V: van wie moest je dat op papier zetten?
A: Er is mij gevraagd op dat op papier te zeggen omdat het nodig zou zijn.
V: Wie?
A: een niet nader te noemen, gezamenlijke vriend.
V: Dus het is niet [X] zelf die het jou gevraagd heeft om het alsnog op papier te zetten?
A: Ik moet even opletten hoe ik het zegt, het is gemaakt voor de advocaat omdat [X] het nodig had voor zijn stukken.
…..
V: Wat heb jij vervolgens met deze verklaring gedaan?
A: Deze heb ik afgegeven aan deze persoon en ik denk dat hij ervoor gezorg heeft dat het is afgegeven op de plaatst op persoon waar het moet zijn. Zijn advocaat ofzo.
V: Wiens advocaat? A: van [X]
V: Er is jou niet aangegeven dat het in het onderzoek naar [X] gebruikt zou worden?
A: Nee, maar een en een is twee. Ik denk niet dat hij het wilde inlijsten in een fotolijstje.
…
V: Waarom dan toen wel?
A: Misschien omdat hij in contact staat met de advocaat van [X] en op die manier zijn belangen behartigd. …
4. beoordeling van het bezwaar
4.1 De raad stelt voorop dat - volgens vaste jurisprudentie van de hoogste tuchtrechter, het hof van discipline (HvD 31 augustus 2009, nr. 5380 en 12 juli 2010, nr. 5662) - wanneer aan een gedetineerde cliënt beperkingen zijn opgelegd, voor de advocaat de absolute verplichting geldt om zich te onthouden van iedere gedraging die in strijd is met het doel van de oplegging van de beperkingen, te weten dat geen contact ontstaat tussen de gedetineerde cliënt en de buitenwereld. De advocaat mag in die periode dus niet met de buitenwereld communiceren over de inhoud van de zaak. Daarbij doet het er niet toe of de communicatie daadwerkelijk schade aan het onderzoek teweeg heeft gebracht.
4.2 Verweerder heeft ter zitting als verweer gevoerd dat hij niet weet wanneer het bevel beperkingen aan zijn cliënt is uitgereikt en of hij daarbij aanwezig is geweest. Voorts heeft verweerder betwist dat zijn contact met de zus van X in strijd met de beperkingen was nu door hem geen zaaksinhoudelijke informatie is besproken. Verweerder heeft erkend dat zijn contact met NN, achteraf bezien, in strijd met het bevel was.
4.3 Het betoog van verweerder dat het voor hem onduidelijk was of er nu wel of geen beperkingen golden en zo ja vanaf welke datum, wordt verworpen. Het parket heeft bij brief van 10 december 2010 aan de deken bevestigd dat het bevel beperkingen door de rechter-commissaris op 10 december 2009 in aanwezigheid van verweerder aan zijn cliënt is uitgereikt, hetgeen niet althans onvoldoende door verweerder is betwist. Verweerders opmerkingen dat het hem niet aanstonds duidelijk was om welke verdenking het ging en dat hem door de officier op 9 december 2009 is medegedeeld dat geen beperkingen zouden worden opgelegd (en dat verweerder daar op een later moment niet anderszins over is geïnformeerd) doen, wat daar verder ook van zij, daaraan niet af. X was immers op 9 december 2009 in vrijheid gesteld uit zijn inverzekeringstelling ter zake van verdenking van bedreiging en was daarna opnieuw aangehouden en in verzekering gesteld ter zake van verdenking van witwassen. Nu verweerder zelf aanwezig is geweest bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris gaat de raad ervan uit dat verweerder wist dat het toen alleen ging om verdenking van witwassen. De raad neemt hierbij ook in aanmerking dat verweerder een ervaren strafrechtadvocaat is.
4.4 Uit de hiervoor onder 3.6 geciteerde delen uit het proces-verbaal van bevindingen met ondermeer delen uit tapverslagen en getuigenverklaringen, welke niet door verweerder zijn betwist, volgt dat verweerder op 15 december 2009 contact heeft gehad met de zus van X die op 16 december 2009 door de politie ter zake van de witwasverdenking van X als getuige is gehoord. Het betoog van verweerder dat er niets op tegen is dat hij ondanks het bevel met familieleden van de in beperking gestelde cliënt contacten onderhoudt welke contacten volgens verweerder niet zaaksgerelateerd zouden zijn, kan de raad niet volgen. Verweerder wist immers dat de zus van zijn cliënt daags na hun contact als getuige in de witwasaffaire zou worden verhoord. In een dergelijk geval dient een advo-caat zich te onthouden van welke mededeling omtrent de zaak dan ook, ook al zou het enkel gaan om een aansporing zoals verweerder stelt, de waarheid te zeggen. Het systeem van beperkingen bedoeld in overweging 4.1 laat immers niet toe dat de advocaat zelf uitzonderingen maakt. De raad komt derhalve tot de conclusie dat verweerder het bevel beperkingen heeft overtreden door zijn contacten met de zus van zijn cliënt.
4.5 Verweerder heeft erkend dat hij door zijn contact met NN zoals hiervoor weergegeven in overweging 3.5 heeft gehandeld in strijd met het aan zijn cliënt opgelegde bevel beper-kingen. De raad is van oordeel dat dit (ook) genoegzaam blijkt uit de hiervoor weergegeven delen van de contacten van verweerder met NN, en volstaat met verwijzing daarnaar. In het licht van deze feiten kan niet anders worden geconcludeerd, dat verweerder na het aan zijn cliënt opgelegde bevel beperkingen desondanks contacten heeft gehad met de buitenwereld in welke contacten zaaksgerelateerde informatie aan de orde was. Het bezwaar is derhalve gegrond.
5. maatregel
5.1 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de raad dat het gaat om een ernstig verwijt, namelijk het tweemaal handelen in strijd met het aan zijn cliënt opgelegde bevel beperkingen, en voorts dat verweerder ter zitting en in de stukken niet steeds dezelfde verklaring over de feitelijke gang van zaken geeft en zichzelf tegenspreekt. Verweerder heeft geen blijk gegeven voldoende inzicht te hebben in het feit dat door zijn handelen het vertrouwen dat het publiek moet kunnen hebben in de advocatuur als beroepsgroep ernstig is geschaad. Op grond hiervan is de raad van oordeel dat na te melden maatregel passend en geboden is.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart het bezwaar gegrond en legt aan verweerder op de maatregel van berisping.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. R.P.F. van der Mark, mr. J.H.P. Smeets, mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 augustus 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 3 augustus 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder;
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder;
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;
bezorging
De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;
per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.
Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 -548 4607.
* * * * *