Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-02-2011
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1411
Zaaknummer
5811
Inhoudsindicatie
Klacht over excessief declareren ongegrond. Klacht achteraf dat stagiaire (te) veel in de zaak had gewerkt, ongegrond, nu klager dit gedurende de hele zaak in urenstaten had kunnen zien. Ongegrond.
Uitspraak
14 februari 2011
No. 5811
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
verweerder
tegen:
klager.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 mei 2010, onder nummer 09-305U, aan partijen toegezonden op 19 mei 2010, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdelen a en b gedeeltelijk gegrond en klachtonderdeel c ongegrond zijn verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 juni 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- schrijven van verweerder aan het hof van 26 november 2010.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 december 2010, waar zijn verschenen klager en verweerder. Verweerder heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities.
3. De klacht
De raad heeft de klacht, na toelichting ter zitting, aldus verstaan dat deze zakelijk gegeven inhoudt dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. buitensporig hoge facturen aan klager heeft verzonden, althans onvoldoende duidelijkheid heeft geschapen over de financiële en andere voorwaarden van zijn dienstverlening;
b. werkzaamheden heeft overgelaten aan een belastingkundige advocaatstagiaire, dit in weerwil van de afspraak met klager dat hij de opdracht zoveel mogelijk persoonlijk zou uitvoeren;
c. in zijn opdrachtbevestiging heeft geschreven dat hij heeft gerefereerd aan deelname aan de klachtenregeling zoals deze wordt aanbevolen door de Orde van Advocaten, terwijl verweerder niet is aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur.
4. De feiten
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in de periode van maart tot en met december 2008. De werkzaamheden waren van belastingkundige aard en hadden betrekking op de zogenaamde inkeerregeling, waarvan klager gebruik wenste te maken.
4.2 Bij brief van 18 maart 2008 heeft verweerder aan klager de afspraken bevestigd, die tijdens het intakegesprek van diezelfde dag waren gemaakt. Voorzover hier van belang bevatte die brief de volgende bepalingen:
2.3:
Ik zal de opdracht zoveel mogelijk persoonlijk uitvoeren maar kan mij daarbij door mijn kantoorgenoten en / of medewerk(st)ers laten assisteren.
3 Financiële afspraken
3.1:
Met betrekking tot de kosten van mijn werkzaamheden bevestig ik u het volgende. Het honorarium bedraagt gemiddeld € 350,00 per uur, exclusief bureaukosten, belaste en onbelaste verschotten en omzetbelasting. Verschotten zijn de voor u door mij gedane uitgaven, zoals griffierecht, deurwaarderskosten, e.d. De bureaukosten (porti, telefoon, fax, internet, fotokopieën, e.d.) bedragen 6% van het geldende tarief.
3.2:
Het tarief kan jaarlijks per 1 januari worden aangepast, waarvan u aan het begin van het nieuwe jaar bericht ontvangt. Voorts is het mogelijk dat u bij het einde van de zaak in geval van een positief resultaat bij wijze van nacalculatie een hoger tarief dan het hiervoor in 3.1 genoemde tarief wordt toegepast over alle verrichte werkzaamheden. Dit wordt, zoveel mogelijk, in overleg met u vooraf bepaald.
3.3:
U ontvangt van mij per maand of kwartaal (in uw geval per maand) een declaratie voor de door mij verrichte werkzaamheden inclusief de door mij voor u gedane uitgaven. Desgewenst ontvangt u daarvan een specificatie.
4.3 Bij de uitvoering van de opdracht van klager heeft verweerder zijn advocaatstagiaire tevens belastingkundige mr. D. ingeschakeld. Mr. D. heeft regelmatig contact gehad en gecorrespondeerd met klager.
4.4 Verweerder heeft klager vanaf april 2008 maandelijks een declaratie toegestuurd, voorzien van een specificatie van de verrichte werkzaamheden, waarbij was aangegeven welke werkzaamheden door verweerder waren verricht en welke door mr. D. De declaraties vermelden wel de gewerkte uren, maar niet de gehanteerde uurtarieven. Klager heeft alle declaraties zonder protest voldaan.
4.5 Na het verzamelen van de nodige financiële gegevens door verweerder en mr. D. werd in overleg met klager de vrijwillig verbeterde aangifte ingevolge de inkeerregeling ingediend bij de belastingdienst. Na nader overleg met de Inspecteur der belastingen kon de zaak in december 2008 worden afgewikkeld. Klager sprak bij email van 4 december 2008 aan verweerder zijn tevredenheid uit over de eindoplossing, die met de belastingdienst was bereikt over het tijdstip van betaling van de verschuldigde belasting.
4.6 Na afloop van de zaak heeft klager in zijn brief van 5 januari 2009 verweerder gewezen op zijns inziens te hoge posten in verschillende declaraties. Verweerder heeft zijn declaratie van oktober 2008 conform klagers wens herzien. Over andere bezwaren van klager kon geen overeenstemming worden bereikt.
4.7 Klager heeft vervolgens zijn bezwaren over de behandeling van zijn zaak door verweerder voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur. Verweerder was echter niet aangesloten bij de geschillencommissie, zodat deze de zaak niet in behandeling heeft genomen.
5. De beoordeling
5.1 Ad klachtonderdeel a.
In zijn grief 1 stelt verweerder dat de raad in zijn beslissing het klachtonderdeel a. ten onrechte heeft uitgebreid. In zijn klachtbrief van 9 april 2009 aan de deken beklaagde klager zich immers met name over de hoogte van de declaraties over de periode mei – augustus (2008) en over de declaratie van maart (2008). Klager beklaagde zich niet over onvoldoende duidelijkheid over de financiële voorwaarden. Het hof acht verweerders grief gegrond. Het klachtonderdeel a. dient te worden beperkt tot de hoogte van de genoemde declaraties. Het hof dient te beoordelen of er sprake is geweest van excessief declareren.
5.1.2 De financiële afspraken zijn door verweerder in zijn opdrachtbevestiging van 18 maart 2008 aan klager bevestigd. Verweerder heeft aan klager, conform die bevestiging, maandelijks zijn werkzaamheden in rekening gebracht met declaraties, voorzien van een duidelijke urenspecificatie. Weliswaar zijn in de declaraties geen aparte uurtarieven vermeld van verweerder en zijn stagiaire, maar een simpele rekensom leert dat het gehanteerde uurtarief steeds beneden het in de bevestigingsbrief vermelde gemiddelde bedrag van € 350,00 ligt. Klager heeft gedurende de periode van maart 2008 tot en met december 2008 nimmer verzocht om nadere toelichting of specificatie van de declaraties en deze zonder commentaar voldaan. Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de urenspecificaties, terwijl door verweerder geen hoger tarief in rekening is gebracht dan overeengekomen was, zodat niet is gebleken van excessief declareren. Het hof zal het klachtonderdeel a. derhalve alsnog ongegrond verklaren.
5.2 Ad klachtonderdeel b.
5.2.1 Ook ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft verweerder als grief aangevoerd dat de raad in zijn beslissing buiten de klacht is getreden, door de inrichting van de declaraties en het ontbreken van aparte tarieven per advocaat onderdeel van de klacht te maken, terwijl de klacht slechts zag op het inzetten van de stagiaire in strijd met verweerders toezegging de zaak zoveel mogelijk zelf te behandelen. Het hof acht ook deze grief gegrond.
5.2.2 In zijn klachtbrief van 9 april 2009 aan de deken stelde klager:
“Ondanks onze overeenkomst dat mr. (verweerder) de opdracht zoveel mogelijk persoonlijk zou uitvoeren is pas dit jaar gebleken dat hij de werkzaamheden aan een stagiaire heeft overgelaten.”
Het hof zal het klachtonderdeel b. aldus geformuleerd beoordelen.
5.2.3 In zijn opdrachtbevestiging van 18 maart 2008 vermeldde verweerder dat hij zich zou kunnen laten assisteren door kantoorgenoten en / of medewerkers. Klager heeft zowel mondeling als schriftelijk contact onderhouden met de stagiaire mr. D. De omvang van de werkzaamheden van de stagiaire bleek vanaf de aanvang van de zaak uit de urenspecificaties bij de maandelijkse declaraties. Klager heeft nimmer enig bezwaar gemaakt tegen de inzet van mr. D. Het hof zal het klachtonderdeel b. alsnog ongegrond verklaren.
5.3 Klachtonderdeel c. is door de raad ongegrond verklaard, zodat dit onderdeel in hoger beroep geen bespreking behoeft.
6. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 mei 2010 onder nummer 09-305U voor zover daarbij de klachtonderdelen a. en b. gedeeltelijk gegrond zijn verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing werd opgelegd;
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klachtonderdelen a. en b. ongegrond;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, E.A. Mout-Bouwman, S.A. Boele en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2011.