Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-07-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1864
Zaaknummer
11-028A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening in diverse procedures met betrekking tot echtscheiding. De aan de klacht ten grondslag gelegde feiten zijn niet komen vast te staan. De klacht is ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 27 juli 2011
in de zaak 11-028A
__________________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 25 januari 2011 binnengekomen klacht van:
Mevrouw
klaagster
tegen:
De heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 24 januari 2011, door de raad ontvangen op 25 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht tegen verweerder is behandeld ter zitting van 18 mei 2011 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken 1 tot en met 12 met bijlagen zoals vermeld in de bij de genoemde brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de brief van verweerder aan de raad d.d. 6 mei 2011.
2. Klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
a) met zijn rechtsbijstand de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd en niet het gewenste resultaat heeft bereikt;
b) geen verweer heeft gevoerd voor klaagster bij het kort geding tegen haar ex-echtgenoot;
c) te lang heeft gewacht met het verstrekken van een kopie van het proces-verbaal van dading aan klaagster, doordat zij dit pas na anderhalve maand heeft ontvangen en de termijn om hiervan in hoger beroep te gaan heeft laten verstrijken;
d) klaagster onder druk heeft gezet om een verklaring te ondertekenen waarin staat dat haar woning in een goede staat verkeert, terwijl later bleek dat in de woning schade was aangebracht door haar ex-echtgenoot. Verweerder heeft niet getracht deze schade voor klaagster te verhalen dan wel te compenseren;
e) te lang heeft gewacht met het treffen van rechtsmaatregelen zodat klaagster haar achterstallige alimentatie niet heeft kunnen incasseren.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsgeschil waarin verschillende procedures zijn gevoerd. Daarnaast heeft verweerder, omdat klaagster geen vaste verblijfplaats had, voor haar vervangende woonruimte geregeld waar zij gedurende negen maanden gratis heeft kunnen verblijven.
3.3 De kort gedingprocedures die verweerder namens klaagster heeft geïnitieerd om haar woning op te eisen en de ex-echtgenoot van klaagster te verplichten om zijn schulden te voldoen, zijn in het nadeel van klaagster uitgepakt. Op 20 mei 2010 heeft een zitting plaatsgevonden naar aanleiding van een door klaagster geïnitieerd kort geding. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt op grond waarvan de rechtbank een proces-verbaal heeft opgesteld dat beide partijen voor akkoord hebben getekend.
3.4 Naar aanleiding van de tussen partijen ter zitting bereikte overeenstemming, heeft op 1 juni 2010 de overdracht van de woning plaatsgevonden. Voorafgaand aan de overdracht geeft een medewerker van verweerder de woning bezichtigd en een groot aantal foto's gemaakt, die aan klaagster zijn voorgelegd. Klaagster heeft tijdens de overdracht van de woning een verklaring getekend waarin zij zich akkoord heeft verklaard met de staat van de woning waarin deze zich op dat moment bevond.
3.5 Verweerder heeft klaagster tot en met augustus 2010 bijgestaan, waarna klaagster haar zaak heeft ondergebracht bij een andere advocaat. Verweerder heeft de kosten van de procedures, bestaande uit de vooruitbetaalde griffierechten en de eigen bijdrage voor de behandeling van de zaak op toevoeging, bij klaagster onder de aandacht gebracht. Klaagster heeft de openstaande facturen nog niet voldaan.
4. Beoordeling
4.1 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de raad als volgt.
Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat de door verweerder gevoerde procedures door diens toedoen niet het door klaagster gewenste resultaat hebben gehad. Verweerder heeft verschillende procedures voor klaagster gevoerd en uiteindelijk heeft dit erin geresulteerd dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen, de ex-echtgenoot van klaagster de woning heeft moeten verlaten en klaagster weer in de woning is getrokken. De procedure over de boedelscheiding is tot op heden nog niet afgerond, maar die procedure is door klaagster in behandeling gegeven bij een andere advocaat. Derhalve is geenszins komen vast te staan dat verweerder klaagsters belangen onvoldoende zou hebben behartigd, noch dat de door verweerder namens klaagster gevoerde procedures door verweerders toedoen niet het gewenste resultaat hebben gehad. Ook is niet gebleken dat verweerder tijdens de gevoerde procedures waarin klaagster gedaagde was, geen verweer voor klaagster zou hebben gevoerd. Dit blijkt niet uit de stukken en is eveneens niet uit hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard gebleken. Klachtonderdelen a en b zijn om die reden ongegrond.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt.
Niet is gebleken dat verweerder te lang zou hebben gewacht met het verstrekken van een kopie van het proces-verbaal van dading d.d. 20 mei 2010 aan klaagster. Klaagster stelt dat zij het proces-verbaal zelf bij de rechtbank heeft moeten opvragen. Verweerder stelt daarentegen dat zijn medewerker het proces-verbaal op 1 juni 2010 tijdens de overdracht van de woning aan klaagster heeft overgedragen. Hoe dan ook is niet komen vast te staan dat verweerder te lang heeft gewacht met het verstrekken van het proces-verbaal. De stelling van klaagster dat de termijn voor het instellen van hoger beroep was verstreken doordat zij pas anderhalve maand na de zitting een kopie van het proces-verbaal ontving is onjuist. Vast staat immers dat tijdens de zitting tussen partijen overeenstemming is bereikt, waarna de afspraken in het proces-verbaal zijn vastgelegd dat door klaagster is ondertekend. Nu de rechtbank geen vonnis heeft gewezen, was het niet mogelijk om in hoger beroep te gaan. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de raad als volgt.
Niet is gebleken dat verweerder klaagster onder druk heeft gezet om een verklaring te ondertekenen waarin stond dat haar woning in een goede staat verkeerde. Mogelijk heeft de ex-echtgenoot van klaagster en/of diens advocaat dat gedaan, maar als dat al het geval zou zijn, dan is dat niet te wijten aan verweerder of diens medewerker die bij de overdracht aanwezig was. Overigens blijkt uit de foto's niet dat in de woning schade was aangebracht. De raad is van oordeel dat klachtonderdeel d eveneens ongegrond is.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de raad als volgt.
Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de incassering van achterstallige alimentatie. Klaagster stelt dat verweerder te lang heeft gewacht met het treffen van rechtsmaatregelen zodat klaagster achterstallige alimentatie niet heeft kunnen incasseren. Verweerder heeft dit betwist en aangevoerd dat er weldegelijk stappen zijn ondernomen om alimentatie te innen. Vast staat dat de rechtbank tot op heden nog geen oordeel heeft gegeven over de verdeling van de schulden, zodat klaagster haar schulden nog niet op haar ex-echtgenoot kan verhalen. Naar het oordeel van de raad is onvoldoende gebleken dat de ex-echtgenoot van klaagster een achterstand had in de betaling van de alimentatie. Om die reden is ook niet komen vast te staan dat verweerder te lang zou hebben gewacht met incassering van achterstallige alimentatie, zodat ook klachtonderdeel e ongegrond is.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, P.W.M. Huisman, M.W. Schüller, D.J.S. Voorhoeve, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juli 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 27 juli 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.