Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1610

Zaaknummer

10-295A

Inhoudsindicatie

Klachten tegen advocaat wederpartij. Niet-ontvankelijkheid klager in eerste klachtonderdeel wegens verloop van redelijke termijn. Tweede klachtonderdeel, inhoudende dat verweerster zich niet constructief opstelde, ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 april 2011

in de zaak 10-295A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 29 juli 2010 binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 27 juli 2010, bij de raad binnengekomen op 29 juli 2010 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 15 februari 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 15 in de bij die brief gevoegde inventarislijst en van de brief met bijlagen van de gemachtigde van klager d.d. 4 februari 2011.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a) zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling en schending van gedragsregels 6 en 7 door als kantoorgenoot van mr. X in allerlei procedures ter uitvoering van het echtscheidingsconvenant tussen klager en zijn ex-echtgenote op te treden. Volgens klager zou mr. X voor beide echtgenoten zijn opgetreden in de voorbereidende werkzaamheden dan wel de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant. Verweerster zou in haar hoedanigheid van opvolgend advocate van mr. X beschikken over vertrouwelijke informatie en zich niet tijdig als advocate hebben teruggetrokken;

b) zich onwelwillend heeft opgesteld, waardoor er geen oplossing van het geschil  kon worden bereikt.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen. De ex-echtgenote werd op dat moment bijgestaan door mr. X. Klager had geen advocaat. Op verzoek van partijen heeft de heer B. bemiddeld en getracht om overeenstemming te bereiken over de echtscheiding en de financiële gevolgen. Klager heeft hiervoor een volmacht getekend. Het echtscheidingsconvenant is op 8 juli 2004 door de rechtbank in een echtscheidingsbeschikking bekrachtigd, nadat mr. X een verzoek tot echtscheiding had ingediend.

3.2 Intussen was op verzoek van de ex-echtgenote klager op 3 juni 2004 onder bewind gesteld, om de levering en het transport van de voormalige echtelijke woning mogelijk te maken. Het verzoek is ingediend door verweerster, die in die periode aan het kantoor van mr. X was verbonden. De heer B. was tot bewindvoerder benoemd.

3.3 In vervolgprocedures betrekking hebbend op onder meer een verzoek tot verhoging van de alimentatie is verweerster ook voor de ex-echtgenote opgetreden. Klager heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. Nadien zijn procedures gevoerd over de afwikkeling van de boedelverdeling en tot nakoming van het convenant. 

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  De raad is van oordeel dat klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk moet worden verklaard en overweegt daartoe het volgende. Verweerster heeft haar werkzaamheden voor de ex-echtgenote van klager in september 2004 aangevangen. De klacht is door de gemachtigde van klager ingediend bij brief van 19 maart 2010. Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid vanuit moet kunnen gaan dat zijn optreden naar verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij zes jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Het feit dat hij in 2006 in de veronderstelling verkeerde dat verweerster de zaak niet langer behandelde, doet daar niet aan af. Ook anderszins zijn voor dit tijdsverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerster bij rechtszekerheid. Dit alles in aanmerking nemende acht de raad in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang.

4.2 Ten overvloede merkt de raad op dat uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen niet is komen vast te staan dat de kantoorgenoot van verweerster voor klager is opgetreden.

 Ad klachtonderdeel b

4.3 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat een  ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze  als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze  vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de  advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare  wijze mag schaden. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf  worden beoordeeld.

4.4 Verweerster wordt verweten zich onwelwillend te hebben opgesteld, waardoor er geen oplossing van het geschil kon worden bereikt. Daarvan is naar het oordeel van de raad niet gebleken. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij gedurende de periode dat zij de ex-echtgenote van klager bijstond verschillende voorstellen aan klager heeft gedaan, die door klager niet zijn geaccepteerd. Ook zijn door verweerster onderhandelingen gevoerd met de toenmalige raadsman van klager, maar die hebben niet tot overeenstemming geleid. Met verweerster is de raad van oordeel dat het enkele feit dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt, niet de conclusie rechtvaardigt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a;

- klachtonderdeel b ongegrond;

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 april 2011.

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 april 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.