Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2025

Zaaknummer

11-140A

Inhoudsindicatie

Verzoek opheffing schorsing ex art. 60b Advocatenwet. Gedragingen verzoeker geven geen aanleiding om schorsing op te heffen. Verzoek afgewezen.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 5 september 2011

in de zaak 11-140A

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 12 mei 2011 binnengekomen verzoek ex artikel 60b lid 7 Advocatenwet van:

De heer mr.

verzoeker

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 12 mei 2011, op dezelfde dag door de raad ontvangen, heeft verzoeker het verzoek ex art. 60b lid 7 Advocatenwet ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad op 27 juni 2011 in aanwezigheid van de deken. Verzoeker is ondanks behoorlijke oproeping niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van verzoeker aan de raad en van de daarbij gevoegde stukken genummerd 1 t/m 4.

2. Verzoek

Verzoeker vraagt de raad, zakelijk weergegeven, om opheffing van de bij beslissing van 15 februari 2011 aan verzoeker opgelegde schorsing op basis van art. 60b lid 7 Advocatenwet.

 

 

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Op 13 juli 2010 is bij de raad binnengekomen het verzoek van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam op de voet van art. 60c lid 1 Advocatenwet tot het bevelen van een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verzoeker zich bevindt en tot aanwijzing van een rapporteur. Bij beslissing van 2 november 2010 heeft de voorzitter van de raad het verzoek van de deken toegewezen en is mr. I.M.C. Verweel-Stokman tot rapporteur benoemd. Tegen deze beslissing heeft verzoeker verzet ingesteld, welk verzet bij beslissing van de raad van 27 december 2010 ongegrond is verklaard.

3.3. Bij brief van 10 januari 2011 heeft de rapporteur haar eindverslag aan de raad toegezonden. De deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam heeft bij brief van 17 januari 2011 een verzoek als bedoeld in art. 60b lid 1 Advocatenwet ingediend. Bij beslissing van 15 februari 2011 heeft de raad onder meer overwogen dat de op basis van 60c lid 1 Advocatenwet aangestelde rapporteur er - ondanks veel pogingen van haar kant - niet in is geslaagd om een (telefoon)gesprek met verzoeker te voeren. Tevens heeft verzoeker verklaard dat hij niet van plan was om aan het onderzoek enige medewerking te verlenen. Uit de beslissing blijkt dat verzoeker, door aan dat onderzoek niet mee te werken, de overwegingen die hebben geleid tot dat onderzoek niet heeft ontzenuwd. De raad is om die reden uitgegaan van de juistheid van de feiten die aan die beslissing tot het instellen van een onderzoek ten grondslag liggen, welke onder meer betreffen: onkunde van verzoeker met betrekking tot het bestuurs- en civiel recht, onvoldoende kennis van de Advocatenwet en tuchtrechtspraak, en het ontbreken van respect voor de deken, rechterlijke en andere autoriteiten. De raad heeft het verzoek dan ook gegrond verklaard en verzoeker voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van zijn praktijk als advocaat. Tevens heeft de raad mr. Ten Doesschate in verzoekers praktijk als zaakwaarnemer aangesteld.

3.4. Bij beslissing van 18 april 2011 met kenmerk 6012 heeft het Hof van Discipline de beslissing van de raad van 15 februari 2011 met kenmerk 10-270A bekrachtigd.

3.5. Verzoeker heeft bij brief van 12 mei 2011 verzocht de schorsing op te heffen. Hij acht het onterecht dat hij door de opgelegde schorsing feitelijk een beroepsverbod heeft gekregen, terwijl er geen feiten of omstandigheden waren om hem dat op te leggen, zodat de beslissing daartoe in zijn ogen onjuist was. Tevens stelt verzoeker niet in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Andere onderbouwingen van het verzoek ontbreken.

4. Beoordeling

4.1. De raad stelt voorop dat verzoeker zijn verzoek tot opheffing van de schorsing niet kan stoelen op de (gestelde) onjuistheid van de beslissing van de raad van 15 februari 2011, welke beslissing door het Hof van Discipline op 18 april 2011 is bekrachtigd. Een dergelijk verzoek moet gegrond worden op de omstandigheden ten tijde van het verzoek.

4.2. Door verzoeker zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gesteld of aangevoerd op grond waarvan de raad tot de conclusie kan komen dat de gronden die hebben geleid tot de schorsing niet meer aanwezig zijn. Verzoeker heeft immers noch in zijn verzoekschrift noch op andere wijze aannemelijk gemaakt dat zijn praktijkuitoefening voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. Voorts heeft verzoeker, door niet bij de mondelinge behandeling van zijn verzoek te verschijnen, de gelegenheid voorbij laten gaan om eventuele gewijzigde omstandigheden aannemelijk te maken, waardoor het voorgaande in een ander licht is komen te staan. Ter zitting heeft de deken opgemerkt dat aan de door de raad aangestelde zaakwaarnemer mr. Ten Doesschate feitelijk nog altijd geen toegang wordt verleend tot verzoekers praktijk en dat verzoeker ook anderszins alle medewerking ter zake blijft weigeren, zodat van gewijzigde omstandigheden geen sprake lijkt. Het verzoek tot opheffing van de schorsing kan dan ook niet worden toegewezen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- wijst het verzoek af.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2011.

 

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verzoeker

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.