Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2285
Zaaknummer
11-130A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht over belangenconflict. Verweerder trad als advocaat eerst op voor twee maten – onder wie klager – die hun maatschap wilden afwikkelen en daarna voor één van hen tegen klager. Omdat al jarenlang sprake is van een conflictsituatie gedurende welke periode klager de rol van verweerder heeft toegestaan, kan klager zich niet meer op aanwezigheid van tegenstrijdige belangen beroepen. Het is voor de cliënt van verweerder ook erg bezwaarlijk om nu nog van advocaat te wisselen. De klacht is daarom ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 21 december 2011
in de zaak 11-130A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 2 mei 2011, bij de raad binnengekomen op 5 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 20 mei 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 mei 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 25 mei 2011, door de raad ontvangen op 27 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 25 oktober 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager bij brief van 25 mei 2011.
De klacht/ het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door inzake de beëindiging van een maatschap en de financiële afwikkeling daarvan eerst voor beide maten – onder wie klager – op te treden en daarna voor één van hen tegen klager, door daarbij zijn cliënt te steunen in het stellen van onredelijke eisen jegens klager, door een redelijk compromis tegen te werken en daarbij ook kennis uit het verleden te gebruiken.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht inzake de behartiging van tegengestelde belangen ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.
De feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klager en zijn huidige wederpartij vormden tot 2007 samen een architectenmaatschap. In januari 2007 heeft klager zijn toenmalige compagnon laten weten dat hij uit de maatschap wilde treden. Zij hebben zich vervolgens in januari 2007 gezamenlijk tot verweerder gewend voor bemiddeling en begeleiding ter zake van de financiële afwikkeling van de beëindiging van de maatschap.
3.3 In februari 2007 hebben verweerder en partijen afgesproken dat, als er geen minnelijke regeling tussen partijen tot stand zou komen en zij zich tot de rechter zouden wenden, beiden een eigen advocaat in de arm zouden nemen. Deze afspraak is bij e-mail van 14 februari 2007 door verweerder aan partijen bevestigd.
3.4 In april 2007 heeft klager zich tot een eigen advocaat gewend en is aan verweerder verzocht zich als advocaat van klagers wederpartij terug te trekken. Verweerder heeft vervolgens met de advocaat van klager telefonisch contact gehad waarna genoemde advocaat per e-mail van 2 mei 2007 aan klager heeft bericht:
“Ik deelde hem mede dat er dezerzijds geen bezwaar bestaat tegen hem als advocaat van [de wederpartij van klager] tot er van tegengestelde belangen zou blijken”.
3.5 Daarna hebben verweerder en de advocaat van klager onderhandelingen gevoerd over de afwikkeling van de maatschap. Toen dat op enkele aspecten niet lukte, is door klager op 15 november 2007 een klacht met dezelfde strekking als de onderhavige ingediend tegen verweerder. Klager heeft die klacht vervolgens op advies van zijn advocaat weer ingetrokken. Eind 2008 is door verweerder een conceptdagvaarding aan klager toegezonden. Dat heeft noch tot een procedure, noch tot een minnelijke regeling geleid. Daarna is ter zake weinig gebeurd totdat verweerder bij brief van 2 november 2010 dezelfde conceptdagvaarding aan klager heeft voorgelegd.
3.6 De toezending van die dagvaarding was voor klager de aanleiding om de onderhavige klacht tegen verweerder in te dienen.
Beoordeling van het verzet
4.1 Bij de beoordeling van het verzet stelt de raad - met de plaatsvervangend voorzitter - voorop dat een advocaat in beginsel niet mag optreden tegen een voormalige cliënt. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn voormalig cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem gebruikt kan worden. Voorts heeft te gelden dat een advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, in het algemeen verplicht is zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat.
4.2 Verweerder heeft aanvankelijk de belangen van klager en diens huidige wederpartij behartigd. Partijen hoopten er toen nog in goed overleg uit te komen. In februari 2007 hebben partijen en verweerder afgesproken dat beide partijen een eigen advocaat in de arm zouden nemen als er geen minnelijke regeling tot stand zou komen en zij zich tot de rechter zouden wenden. Deze afspraak sluit tot op zekere hoogte aan bij laatstgenoemde norm.
4.3 De plaatsvervangend voorzitter heeft in zijn beslissing geoordeeld dat klager zich in november 2010, drieënhalf jaar na het maken van deze afspraak, daarop niet meer kan beroepen, althans niet zonder een nadere toelichting, die volgens de plaatsvervangend voorzitter ontbreekt.
4.4 Daarmee heeft de plaatsvervangend voorzitter een aantal bijzondere omstandigheden onvermeld gelaten, die – naar klager terecht heeft aangevoerd – wel aandacht behoeven. Toen immers korte tijd na het maken van de genoemde afspraak een geschil tussen partijen ontstond, heeft klager een eigen advocaat in de arm genomen en is verweerder voor de wederpartij van klager blijven optreden. Toen daartegen bezwaar werd gemaakt door klager, is tussen de beide advocaten afgesproken dat verweerder kon blijven optreden totdat van tegenstrijdige belangen zou blijken. In 2008 heeft verweerder aan klager uiteindelijk een conceptdagvaarding gestuurd waarna de zaak tot 2 november 2010 zo goed als stil heeft gelegen. Op dat moment is dezelfde conceptdagvaarding aan klager toegestuurd. Onder deze omstandigheden is niet zonder meer duidelijk dat klager zich in november 2010 niet meer op de afspraak uit februari 2007 kon beroepen. De klacht is daarom niet, althans niet op de door de voorzitter genoemde gronden, kennelijk ongegrond. De raad oordeelt derhalve dat het verzet gegrond is.
4.5 Ten aanzien van de klacht oordeelt de raad als volgt. Verweerder en de advocaat van klager hebben (kennelijk in het belang van hun cliënten en met hun goedkeuring) begin mei 2007 afgesproken dat verweerder voor zijn cliënt kon blijven optreden. Daarbij is een voorbehoud gemaakt, namelijk dat dit was toegestaan totdat van tegengestelde belangen zou blijken. Het komt thans aan op de uitleg van dit beding. Klager heeft niet aangevoerd dat iets anders met dit beding is bedoeld dan er staat. De raad zal daarom van de tekst van het beding uitgaan.
4.6 De raad stelt vast dat er niet lang na het maken van de afspraak uit mei 2007 al van tegenstrijdig belangen is gebleken. Onbestreden is immers gebleven dat er na mei 2007 geschilpunten bestonden en dat daarover is onderhandeld, deels met succes, deels zonder succes. Dat er al lang vóór november 2010 tegenstrijdige belangen bestonden, volgt verder uit het feit dat klager de conceptdagvaarding die hij nu van verweerder heeft ontvangen, ook al in 2008 van hem had ontvangen. Klager heeft voorts in november 2007 al eenzelfde klacht ingediend over de handelwijze van verweerder maar die klacht, in overleg met zijn advocaat, ook weer ingetrokken. Op grond van die omstandigheden oordeelt de raad dat al jarenlang sprake is van een conflictsituatie gedurende welke periode klager de rol van verweerder heeft toegestaan. Onder die omstandigheden kan klager zich thans, nu voor de tweede keer een procedure nabij lijkt, niet alsnog op het voorbehoud terzake van de tegenstrijdige belangen beroepen. Het is immers voor de cliënt van verweerder erg bezwaarlijk om nu nog van advocaat te wisselen. De klacht is daarom ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, J.H.P. Smeets, M.J. Westhoff en M. Ynzonides, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 21 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 – 548 46 07