Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-06-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1737
Zaaknummer
10-350A
Inhoudsindicatie
Intimiderende opstelling advocaat wederpartij? Ruime vrijheid belangenbehartiging bij verdediging cliënt. Onterecht rechtstreeks contact opnemen met de wederpartij zelf. klacht deels gegrond, deels ongegrond. Enkele waarschuwing
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 juni 2011
in de zaak 10-350 A
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 23 september 2010 binnengekomen klacht van:
Mevrouw
k l a a g s t e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 22 september 2010, door de raad ontvangen op 23 september 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 21 maart 2011 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 17 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.
2 Klacht
2.1 De klacht van klaagster houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met art. 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
(i) op vrijdagmiddag 13 november 2009 telefonisch contact met haar op te nemen, welk telefoongesprek zij als bedreigend en intimiderend heeft ervaren;
(ii) zich tijdens een zitting op 26 januari 2010 – samengevat – onvoldoende professioneel te hebben gedragen;
(iii) tegenover hulpverleners uitspraken te hebben gedaan over de psychische toestand van klaagster. Hij zou haar een “borderline” patiënt hebben genoemd;
(iv) zich onprofessioneel op te stellen in de zesde procedure die tegen klaagster is opgestart. Volgens klaagster is verweerder nog steeds betrokken bij de zaak, terwijl hij zou hebben gezegd dat hij de werkzaamheden zou overdragen aan een andere advocaat.
3 Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben verschillende procedures doorlopen betrekking hebbend op de omgangsregeling met het minderjarige kind van partijen. Verweerder staat de ex-echtgenoot bij. Klaagster wordt bijgestaan door een eigen advocaat.
3.2 Verweerder heeft op vrijdagmiddag 13 november 2009 omstreeks 18:00 uur rechtstreeks met klaagster telefonisch contact opgenomen. Aanleiding was dat verweerder van zijn cliënt had begrepen dat klaagster het kind van partijen dat weekend niet conform de afspraken aan de cliënt van verweerder zou willen meegeven, en verweerder de advocaat van klaagster niet kon bereiken.
3.3 In dit telefoongesprek is onder meer aan de orde geweest dat aangifte bij de politie niet kon worden uitgesloten indien klaagster niet aan de omgangsregeling zou meewerken.
3.4 Verweerder erkent dat hij onjuist heeft gehandeld door rechtstreeks telefonisch contact met klaagster op te nemen. Hij heeft dat ook aan klaagster geschreven en ter zake zijn excuses aangeboden.
3.5 Op 26 januari 2010 heeft een zitting in een procedure tussen partijen plaatsgevonden. Klaagster meent dat verweerder zich tijdens die zitting onprofessioneel heeft gedragen. Verweerder antwoordt dat dit naar zijn mening niet zo is, dat hij tijdens de zitting slechts het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord, en dat de rechter ook heeft gezegd dat klaagster dit niet al te persoonlijk diende te nemen.
3.6 In juli 2010 heeft verweerder telefonisch met iemand van de GGD gesproken. Verweerder stelt tijdens dit gesprek namens zijn cliënt te hebben uiteengezet hoe zijn cliënt over klaagster denkt en waar zijn cliënt tegen aanloopt. Verweerder ontkent over klaagster zelf gepraat te hebben en hij heeft daarover ook geen mening. Klaagster stelt dat verweerder tijdens dit gesprek uitspraken heeft gedaan over de psychische toestand van klaagster, en dat verweerder haar een “borderline” patiënt zou hebben genoemd.
3.7 Verweerder heeft in het licht van de door klaagster tegen hem ingediende klachten, overwogen de zaak neer te leggen, maar hij heeft deze gedachte, gedeeld met de advocaat van klaagster, gelaten voor wat die is.
4 Beoordeling van de klachtonderdeel (i)
4.1 Het betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij.
4.2 Voorop dient te worden gesteld dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Het is immers de taak van een advocaat partijdig te zijn. Niet de advocaat maar in laatste instantie de rechter oordeelt partijdig over de stellingen van de cliënt. Die vrijheid van de advocaat is echter niet onbeperkt; deze kan ondermeer worden ingeperkt indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van zijn wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.3 Vaststaat dat verweerder rechtstreeks telefonisch contact met klaagster heeft opgenomen en dat daarbij de inhoud van het geschil tussen de cliënt van verweerder en klaagster aan de orde is geweest. Verweerder erkent dat hij hierdoor onjuist heeft gehandeld.
4.4 De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij had niet rechtstreeks telefonisch contact mogen opnemen met klaagster, die, zoals hij wist, werd bijgestaan door een advocaat. Bovendien betreft het hier een familiezaak, waarin de emoties hoog waren opgelopen. Dat had verweerder er des te meer van moeten weerhouden klaagster persoonlijk te benaderen.
4.5 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
5. Beoordeling klachtonderdelen (ii) t/m (iv)
5.1 De raad zal deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
5.2 Klaagster en verweerder verschillen van mening omtrent de feiten, waardoor de raad de exacte gang van zaken niet kan vaststellen.
5.3 De beslissing of een advocaat de behandeling van een zaak overdraagt berust bij die advocaat en zijn cliënt.
5.4 Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.
6. Maatregel
6.1 Gelet op het hiervoor ten aanzien van klachtonderdeel (i) overwogene is de raad van oordeel dat een maatregel dient te worden opgelegd. De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden. Hoewel verweerder er blijk van heeft gegeven, dat hij de onjuistheid van zijn handelen inziet, is de raad van oordeel dat toch een maatregel moet worden opgelegd, omdat al eerder, in andere zaken, klachten tegen verweerder gegrond zijn verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klachtonderdeel (i) gegrond;
verklaart klachtonderdelen (ii), (iii) en (iv) ongegrond;
legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, R.P.F. van der Mark, M.L.F.J. Schyns, D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
klaagster
verweerder
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
klaagster
verweerster
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;
Bezorging
De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;
Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.
Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.
* * * * *