Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1703

Zaaknummer

M171-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Excessief declareren en ondermaats presteren niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Gedragsregel 24 geschonden door zaken op betalende basis te verrichten terwijl toevoeging mogelijk was en niet vast te leggen dat de cliënt verkoos daarvan geen gebruik te maken.

Inhoudsindicatie

Geen belang bij klacht over verrekening van derdengelden, nu het geldbedrag dat op de derdenrekening van de advocaat was gestort en waarmee door hem openstaande rekeningen zijn verrekend, aan de echtgenoot van klager toekomend salaris betrof.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk niet-ontvankelijk) / (gedeeltelijk)gegrond; enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

M 171-2010 Klacht

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

X

klager,

 

tegen

 

Y

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.   Verloop van de klachtprocedure.

 

Bij schrijven van 27 augustus 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 10 december 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 31 januari 2011.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

 

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

 

Verweerder heeft voor klager en zijn echtgenote een aantal zaken behandeld die voortvloeiden uit geschillen met klager’s opdrachtgever M, verhuurder Stichting L en werkgever P B.V. . Verweerder heeft zijn werkzaamheden op basis van een uurtarief verricht en heeft zijn declaraties verzonden aan de vennootschappen waarvan klager directeur was.  Verweerder heeft derdengelden verrekend met een aantal openstaande declaraties. Uiteindelijk heeft verweerder zijn werkzaamheden gestaakt en het vertrouwen in klager opgezegd vanwege bejegeningsaspecten.

 

 

 

3.         De klacht

 

            De klacht houdt het volgende in:

            

             1.        Verweerder heeft niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp ofschoon klager daarvoor in aanmerking was gekomen.

             2.        Het in rekening gebrachte bedrag staat niet in verhouding tot de door verweerder verleende rechtsbijstand.

             3.        Verweerder is tekort geschoten bij het nakomen van de overeenkomst.

             4.        Verweerder heeft zonder toestemming van klager facturen verrekend via de derdengeldrekening.

           

 

4.         Het verweer

 

            Het standpunt van verweerder houdt in:

 

            Verweerder betwist dat klager de klacht mede namens zijn echtgenote heeft ingediend.

1.      Verweerder heeft klager bij aanvang van de werkzaamheden erop gewezen dat hij geen toevoegingszaken behandelt en dat op voorschotbasis dan wel tegen betaling van facturen zou worden gewerkt. De opdrachtbevestiging en facturen waren op verzoek van klager zelf op naam van zijn vennootschap gesteld.

2        en 3: In oktober 2009 heeft klager verweerder nog verzocht om zijn werkzaamheden voort te zetten, waaruit blijkt dat hij toen nog tevreden was. Klager heeft namens zijn vennootschap wisselende afspraken gemaakt, waardoor zijn bewijspositie in zijn respectievelijke geschillen ongelukkig was. Desalniettemin heeft verweerder alle zaken succesvol afgesloten.

4.   De echtgenote van klager heeft schriftelijk, in een handgeschreven notitie toestemming gegeven voor verrekening van de nota’s met derdengelden.

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

           

           

5.1       De raad overweegt dat niet is komen vast te staan dat klager de klacht mede namens zijn echtgenote heeft ingediend. Dit blijkt immers niet uit zijn klachtbrief aan de deken en klager heeft ook geen machtiging overgelegd waaruit dit blijkt. Onder deze omstandigheden zal de raad ervan uit gaan dat de klacht niet mede namens zijn echtgenote is ingediend.

 

            Klachtonderdeel 1

5.2       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder een aantal zaken voor klager heeft behandeld, welke zaken voortvloeiden uit geschillen waarbij zowel klager in privé als zijn vennootschap waren betrokken. Gedragsregel 24 bepaalt dat, tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, hij verplicht is met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Gedragsregel 24 bepaalt voorts dat, wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.

 

5.3       De raad stelt op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat verweerder voorafgaand aan en bij het verzenden van de opdrachtbevestigingen van 3 september 2009 de hierboven uit gedragsregel 24 voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen. Zo blijkt uit geen enkel geschrift dat hierop is gewezen en bovendien ook niet dat van de mogelijkheid uitdrukkelijk is afgezien door klager. Daarmee heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

            Klachtonderdeel 2

5.4       De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende concrete bezwaren heeft geuit tegen de door verweerder verzonden facturen. De door klager gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de raad niet de conclusie dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

 

            Klachtonderdeel 3

5.5       Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

 

5.6       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

5.7       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.8       Verweerder heeft de stelling van klager, dat verweerder zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft verricht, betwist. Verweerder heeft gesteld dat hij alle zaken succesvol heeft afgesloten. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat verweerder ondermaats heeft gepresteerd. Dit onderdeel van de klacht is derhalve niet komen vast te staan en moet om die reden dan ook als ongegrond worden afgewezen.

 

            Klachtonderdeel 4

5.9       De raad constateert dat het geldbedrag dat op de derdengeldrekening van verweerder is gestort en waarmee verweerder enkele openstaande nota’s heeft verrekend, aan de echtgenote van klager toekomend salaris betreft. Of het verweerder vrij stond om tot verrekening over te gaan kan derhalve in het midden blijven, nu klager bij dit onderdeel van klacht niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dan ook niet over de verrekening kan klagen. De raad verklaart klager derhalve niet ontvanklelijk in dit onderdeel van de klacht.

 

5.8       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond moeten worden verklaard, dat klager niet ontvankelijk is in klachtonderdeel 4 en dat klachtonderdeel 1 gegrond is. De raad acht ter zake het gegrond verklaarde deel van de klacht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

 

 

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond, klager niet ontvankelijk in klachtonderdeel 4 en klachtonderdeel 1 gegrond. De raad legt ter zake het gegrond verklaarde deel van de klacht een enkele waarschuwing op.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. J.D.E. van den Heuvel, I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, A.A. Freriks, leden, in aanwezigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 11 april 2011.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                              mr. M.I.J. Hegeman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

 

 

 

 

 

Verzonden op: 12 april 2011,

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.