Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-02-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1350

Zaaknummer

10-212A

Zaaknummer

10-213A

Inhoudsindicatie

Verzet na twee kennelijk ongegrond bevonden klachten tegen de advocaten van de dochter van klager. Tijdens een bespreking op het kantoor van verweerders heeft klager het strafdossier van zijn dochter meegenomen. Verweerders hebben aangifte gedaan. Klager is aangehouden en er is huiszoeking bij hem verricht. Verweerders hebben de tuchtrechtelijke normen die jegens derden in acht moeten worden genomen niet overschreden. Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 februari 2011

in de zaken 10-212A  en 10-213A

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klachten van:

De heer

k l a g e r

tegen

de heer mr.  (hierna “verweerder sub 1”)

de heer mr. (hierna “verweerder sub 2”)

gezamenlijk aan te duiden als: v e r w e e r d e r s

  

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 8 juni 2010, door de raad ontvangen op 10 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 5 juli 2010 heeft de voorzitter van de raad de klachten kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 juli 2010 aan klager is verzonden.

1.3. Bij brief van 19 juli 2010, op 19 juli 2010 per fax door de raad ontvangen, heeft klager in beide zaken verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4. Het verzet in beide zaken is gelijktijdig behandeld ter zitting van 6 december 2010, in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. De raad heeft kennisgenomen van:

a. de beslissing van de voorzitter van 5 juli 2010, waarvan verzet, en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst is gegeven (stukken genummerd 1 tot en met 10);

b. het verzetschrift van klager van 19 juli 2010.

2. Klacht; verzet

2.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerders in strijd met artikel 46 Advocatenwet hebben gehandeld door:

• zich dreigend en intimiderend op te stellen door mede te delen dat zij de officier van justitie zouden inlichten over het feit dat klager het dossier van zijn dochter in zijn bezit had;

• dat verweerder sub 2 getracht heeft de tas van klager uit diens handen te pakken;

• dat verweerder sub 2 aangifte heeft gedaan bij de politie op een wijze die heeft geleid tot een huiszoeking bij klager;

• dat zij de inhoud van de zaken van de dochter van klager met justitie hebben besproken en zo hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, omdat hij van mening is dat hij gerechtigd was het dossier mee te nemen en omdat de verdediging van zijn dochter was geschaad.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 De meerderjarige dochter van klager is op 12 juli 2009 aangehouden en in verzekering gesteld. Zij is naar aanleiding van een piketmelding eerst bijgestaan door advocaten X en Y. Nadat onenigheid was ontstaan tussen deze advocaten en klager heeft zijn dochter zich gewend tot het kantoor van verweerders. Op 9 oktober 2009 hadden verweerder sub 2 en de dochter van klager een afspraak om de zaak op kantoor van verweerders te bespreken. De dochter van klager is samen met haar vader, klager, op die afspraak verschenen. Tijdens deze bespreking is onenigheid ontstaan, waarna klager en zijn dochter het kantoor van verweerders hebben verlaten. Klager heeft het strafdossier van zijn dochter meegenomen ondanks verzoeken van verweerder sub 2 om het dossier op kantoor van verweerders achter te laten. Verweerder sub 2 heeft aangifte gedaan van diefstal van het dossier.

3.2 Op 12 oktober 2009 is klager aangehouden en is huiszoeking bij hem gedaan. Bij de huiszoeking is een aantal stukken meegenomen die betrekking hebben op de zaak van de dochter van klager. Voordat aangifte is gedaan hebben verweerders klager nog in de gelegenheid gesteld om het dossier uit eigen beweging terug te brengen. Aan dit verzoek heeft klager geen gehoor gegeven.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Allereerst stelt de raad vast dat de klachten in de zaken 10-212A en 10-213A zodanig met elkaar zijn verweven dat zij gezamenlijk behandeld worden. De verschillende klachtonderdelen lenen zich eveneens voor gezamenlijke bespreking.

4.2 Vaststaat dat het strafdossier van een verdachte door het Openbaar Ministerie ter beschikking wordt gesteld aan de advocaat van de verdachte. De advocaat is er verantwoordelijk voor en is niet gerechtigd het aan derden af te geven. De huiszoeking en aanhouding betreffen beslissingen van het Openbaar Ministerie waarvoor verweerders geen tuchtrechtelijk verwijt kunnen worden gemaakt.

4.3 De raad deelt het oordeel van de voorzitter dat verweerders de tuchtrechtelijke grens om de belangen van derden, zoals klager in dezen moet worden gekwalificeerd, niet onnodig of onevenredig te schaden, niet hebben overschreden. In zijn verzetschrift heeft klager onvoldoende gemotiveerd waarom de voorzitter niet op die grond tot een kennelijk ongegrond verklaring had mogen komen. Klager heeft in zijn verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd noch heeft hij nieuwe stukken in het geding gebracht die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Al met al is de raad van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval daarbij in acht heeft genomen.

4.4 Volgens de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetsgronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klachten terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten, en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline:

verklaart het verzet van klager in de zaak 10-212A ongegrond;

verklaart het verzet van klager in de zaak 10-213A ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2011 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, J.M. van de Laar, M.L.F.J. Schyns, S. Wieberdink, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

voorzitter          griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 februari 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerders

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.