Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-09-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA1965

Zaaknummer

10-411Alk

Inhoudsindicatie

 klacht over de door de advocaat te betrachten zorgvuldigheid jegens derden/belanghebbenden- klacht niet ontvankelijk

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

  

BESLISSING d.d. 5 september 2011

in de zaak 10-411Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

de heer

k l a g e r 

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r .

 

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 5 november 2010, door de raad ontvangen op 8 november 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 20 juni 2011. Aanwezig waren klager en verweerder.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

1.4 Van de zitting van 20 juni 2011 is proces-verbaal opgemaakt.

2 Klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder klager niet op de hoogte heeft gesteld van een procedure en een schikking betreffende een erfenis en door aan klager niet een deel van het bij die schikking betaalde over te maken. 

 3. Feiten

 

3.1. Verweerder heeft 2 zusters en 1 broer van klager bijgestaan in een procedure tegen een broer van klager en klager, waarin bedragen werden gevorderd van klager en zijn broer/ mede- gedaagde, ten behoeve van de boedel van hun in 1996 overleden vader.

3.2. Op 20 april 2005 werd in deze zaak vonnis gewezen. In dit vonnis werd aan eisers een bedrag van in totaal € 77. 231, 53 toegewezen, dit bedrag door de broer van klager terug te storten in de boedel van de erflater. De vordering die was ingesteld tegen klager werd afgewezen.

3.3. Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld. Vervolgens werd op 6 december 2005 bij de rechtbank Alkmaar, in een procedure aanhangig gemaakt nadat door de zussen en broer van klager beslag was gelegd, een schikking bereikt. Deze schikking behelsde dat de hoger beroepsprocedure zou worden ingetrokken en dat de broer van klager, medegedaagde, een bedrag van € 25.865,40 zou betalen aan de drie eisende partijen, ten name van de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder.

3.4. Op 22 maart 2006 stuurde de advocaat van klager verweerder een brief waarin hij stelde:

“Ik begreep dat de boedelnotaris nog niet tot afwikkeling is geïnstrueerd door uw zijde. Waarom niet? Wilt u bevorderen dat de notaris onverwijld alle benodigde instructie van uw zijde ter afwikkeling ontvangt.”

3.4. Op 7 juli 2006 stuurde verweerder een brief naar de advocaat van klager waarin hij hem berichtte dat er ter gelegenheid van een comparitie een minnelijke regeling was getroffen voor een bedrag van € 25.865, 40 , dat dit bedrag was betaald en de zaak daarmee tot een einde was gekomen.

3.5. Op 17 december 2009 stelde klager verweerder schriftelijk aansprakelijk omdat hij was buitengesloten van de gevoerde procedure en omdat het bedrag, waarover een schikking was bereikt, niet was betaald aan de boedel maar direct aan de zussen en broer van klager.

3.6. Klager diende vervolgens op 28 juni 2010 onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten te Alkmaar.

4. Beoordeling van de klachten

4.1. De raad is van oordeel dat klager niet ontvankelijk is en overweegt daartoe het volgende.

4.2. Verweerder heeft op 7 juli 2006 aan de advocaat van klager bericht dat een bedrag ter zake van de gevoerde procedure was betaald en daarmee de zaak tot een einde gekomen. In hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen is gebleken dat klager hiervan op de hoogte is geweest. Pas na bijna vier jaar, op 28 juni 2010, is de onderhavige klacht ingediend.

4.3. Tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, staat het belang van de advocaat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd maar hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij dient tot uitgangspunt  te worden genomen dat de termijn voor klagen gaat lopen wanneer de betrokkene inzicht heeft gekregen in de betekenis en de gevolgen van het klachtwaardig handelen. In dit geval  is de termijn gaan lopen in juli 2006 toen verweerder de gemachtigde van klager op de hoogte stelde van de afwikkeling van de zaak. De raad vindt dat niet begrijpelijk is geworden dat klager bijna vier jaar heeft gewacht alvorens deze klacht in te dienen. Dit heeft tot gevolg dat het belang van verweerder die mocht menen dat zijn handelen niet meer aan de orde zou worden gesteld, hier prevaleert. Voorts zijn er geen omstandigheden gesteld en/of gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Klager is daarom niet ontvankelijk in zijn klacht tegen verweerder.

4.4. Ten overvloede merkt de raad op dat hij op grond van het dossier heeft moeten vaststellen dat de getroffen schikking met drie van de vijf erfgenamen, de positie van de overige erfgenamen onverlet laat. Dit betekent dat naar het oordeel van de raad verweerder ook niet jegens klager klachtwaardig heeft gehandeld.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2011 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. B.E. van der Molen, mr. D.J.S. Voorhoeve, en mr. P.H. Burger als griffier.

 

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607