Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1997

Zaaknummer

R. 3776/11.178

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft geen invloed op de aan klager opgelegde eigen bijdrage. De Raad voor Rechtsbijstand baseert zich daarbij op gegevens van de Belastingdienst. Het feit dat aan klager een eigen bijdrage is opgelegd ad  € 750,00, kan dan ook niet aan de advocaat worden tegengeworpen. Niet gesteld, noch gebleken is dat de toevoeging die in het kader van een mediation aan klager is verstrekt, door de advocaat is aangevraagd. Voorts is niet gebleken dat de eigen bijdrage ad 

Inhoudsindicatie

€ 50,00 door de advocaat is geïncasseerd

Uitspraak

 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 23 februari 2011 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 15 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

 

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij eigen bijdragen aan verweerster ad respectievelijk € 750,00 en € 50,00 in rekening heeft gebracht.

Voorts wordt verweerster verweten dat zij niets heeft opgelost.

 

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager heeft zich in juni 2009 tot verweerster gewend met het verzoek zijn belangen te behartigen in het kader van zijn echtscheiding.

- Klager heeft de door verweerster opgestelde opdrachtbevestiging op 12 juni 2009 voor akkoord getekend. In deze opdrachtbevestiging heeft verweerster klager bevestigd dat hij niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp en is een uurtarief van € 160,00 exclusief belaste en onbelaste verschotten en omzetbelasting overeengekomen.

- Op 19 juli 2010 is aan klager een toevoeging afgegeven in verband met een mediation ter zake de omgangsregeling. De Raad voor Rechtsbijstand heeft ter zake deze toevoeging een eigen bijdrage aan klager opgelegd ad € 50,00.

- Bij brief van 16 november 2010 heeft verweerster klager, voor zover in deze relevant, geschreven:

“..U heeft te kennen gegeven dat het u allemaal erg spijt en excuses aangeboden met het verzoek of ik alsjeblieft toch de zaak voor u wilde voortzetten.

Ik heb deze excuses van u met enige moeite aanvaard en meegedeeld dat ik een toevoeging voor u nog dezelfde dag aan zou vragen doch dat u de openstaande rekening voor de werkzaamheden vanaf november 2009 tot en met oktober 2010, alsnog zal moeten voldoen voordat ik mijn werkzaamheden zal voortzetten. Dit op grond van hetgeen wij hebben besproken indertijd en zoals is vastgelegd in de opdrachtbevestiging.

Bovendien is mij gebleken dat een zeer riant vermogen van u inmiddels is verdwenen en u recentelijk in oktober nog € 10.000,00 van u rekening heeft opgenomen. Het is daarom geen probleem voor u om de openstaande rekening te voldoen conform de opdrachtbevestiging.”

- Verweerster heeft op 9 november 2010 een toevoeging voor klager aangevraagd in het kader van de echtscheidingsprocedure, welke is verleend op 19 november 2010. De Raad voor Rechtsbijstand heeft aan verweerder een eigen bijdrage opgelegd ad  € 750,00.

- Verweerster heeft in januari 2011 van de wederpartij van klager een bedrag op de Stichting Derdengelden van haar kantoor ontvangen ad

€ 7.750,00.

- Bij brief van 27 januari 2011 heeft verweerster aan klager bevestigd dat de openstaande rekeningen in mindering worden gebracht op de voor klager ontvangen derdengelden.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de aanvaarding van een opdracht de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt bespreekt en inzicht geeft in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Voorts dient een advocaat bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtshulp.

4.2 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat klager tijdens een intakegesprek met verweerster heeft gezegd dat hij niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Een en ander hield verband met het feit dat de omvang van het vermogen van klager op dat moment te groot was. Tijdens de behandeling van de zaak is zulks voor verweerster ook gebleken uit een belastingaangifte 2008. Verweerster heeft deze gang van zaken in een opdrachtbevestiging vastgelegd en daarin opgenomen het overeengekomen uurtarief van € 160,00, welke opdracht door klager voor akkoord is ondertekend. Verweerster heeft derhalve van aanvang af voldoende duidelijkheid laten bestaan met betrekking tot de onderlinge financiële verhoudingen.

4.3 Onbetwist is door verweerster gesteld dat zij klager tegemoet is gekomen toen hij stelde geen inkomen te genieten, door uitstel van betaling aan klager te verlenen totdat hij zou beschikken over de verkoopopbrengst van de (voormalig) echtelijke woning. Toen verweerster nadien bleek dat klager over een gezamenlijke spaarrekening kon beschikken en daarvan substantiële bedragen had opgenomen, heeft verweerster klager een declaratie doen toekomen ad € 3.881,78 met het verzoek deze te voldoen.  Gelet op de omstandigheid dat klager kon beschikken over spaartegoeden, kon van verweerster niet worden verlangd dat zij klager nog langer van zijn betalingsverplichting zou ontslaan. Uit de stukken volgt voorts dat klager toestemming heeft gegeven dat verweerster haar declaratie ad € 1.216,00 zou verrekenen met derdengelden.

4.4 Nadat verweerster is gebleken dat het spaargeld van klager was verdampt, heeft zij alsnog een toevoeging voor klager aangevraagd en verkregen. Verweerster heeft geen invloed op de aan klager opgelegde eigen bijdrage. De Raad voor Rechtsbijstand baseert zich daarbij op gegevens van de Belastingdienst. Het feit dat aan klager een eigen bijdrage is opgelegd ad 

€ 750,00, kan dan ook niet aan verweerster worden tegengeworpen. Niet gesteld, noch gebleken is dat de toevoeging die in het kader van een mediation aan klager is verstrekt, door verweerster is aangevraagd. Voorts is niet gebleken dat de eigen bijdrage ad € 50,00 door verweerster is geïncasseerd.

4.5 Voor zover klager verweerster verwijt dat zij de zaak inhoudelijk onjuist zou hebben behandeld, kan dit op basis van hetgeen is gesteld en de stukken niet worden vastgesteld. Klager heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd.

4.8 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 23 augustus 2011.

 

Voorzitter   

 

 

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.