Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1881

Zaaknummer

10-174

Inhoudsindicatie

Verweerder handelde klachtwaardig door de onduidelijkheid die bij klaagster is ontstaan met betrekking tot de procedure niet nader uit te leggen en op te helderen. Niet vast is komen te staan dat de conclusie van antwoord op voorhand aan klaagster is toegezonden. Eveneens klachtwaardig.

Inhoudsindicatie

De beslissing van de comparitie-rechter van een recente foto overgelegd door de wederpartij kennis te nemen, is niet aan verweerder te verwijten.

Uitspraak

10-174

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief d.d. 24 november 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen ter kennis van de raad gebracht de klacht van 

[ ],

wonende te[ ],

hierna te noemen klaagster

tegen

mr.[ ],

voorheen kantoorhoudende te [ ],

thans kantoorhoudende te[ ],

hierna te noemen verweerder

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van Discipline op 14 maart 2011. De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. J.R.O. Dantuma, H.J.P. Robers, E.D. Breuning ten Cate, E.J. Verster, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

 Ter zitting zijn klaagster, bijgestaan door de heer X en verweerder verschenen.

2. De klacht heeft de volgende achtergrond. Verweerder heeft de belangen van klaagster behartigd in de procedure bij de rechtbank Z, sector kanton. De procedure betrof een geschil naar aanleiding van een in opdracht van klaagster uitgevoerde snoeibeurt aan een erfafscheiding, bestaande uit hedera. Klaagster verwijt verweerder haar belangen onvoldoende te hebben behartigd door:

 a. de gang van zaken op en rondom de rolzitting van 8 juli 2008;

 b. de gang van zaken op en rondom de ingediende conclusie van antwoord op 12 augustus 2008;

 c. de gang van zaken op en rondom de comparitie van partijen op 9 oktober 2008.

3. Klager heeft verweer gevoerd. Klager heeft aangevoerd dat de gang van zaken rondom de rolzitting berusten op een misverstand en dat de communicatie daarover inderdaad niet goed is verlopen. Verweerder stelt dat de conclusie van antwoord op voorhand aan klaagster is toegestuurd, die, in de persoon van X commentaar heeft geleverd. Het commentaar is in de definitieve conclusie van antwoord verwerkt. Voorts stelt verweerder dat hij uit een groot aantal foto’s die klaagster ter beschikking stelde acht foto’s heeft geselecteerd die in zijn overtuiging relevant waren en dat hij deze in de procedure, zowel bij conclusie van antwoord als ingezonden stukken voorafgaande aan de comparitie, heeft overgelegd. Dat de rechter ter comparitie een foto van de wederpartij accepteerde die nog diezelfde ochtend was genomen brengt niet met zich mee dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft geprobeerd tegen de gang van zaken te protesteren. De rechter besliste echter dat de foto relevant was.

4.  Bij de beoordeling van de klachtonderdelen gaat de Raad uit van de volgende feiten. In maart 2008 wendde klaagster zich tot verweerder in verband met het geschil dat ze had met haar buurman betreffende de snoeibeurt die in haar opdracht was verricht aan een erfafscheiding die bestond uit hedera.

 Op 23 juni 2008 is klaagster gedagvaard voor de zitting van 8 juli 2008. Klaagster heeft verweerder van deze zitting op de hoogte gesteld. Op 8 juli 2008 verscheen klaagster met de heer X en de tuinman die de snoeibeurt had uitgevoerd op kantoor van verweerder. Verweerder is daarop met klaagster, X en de tuinman naar de rechtbank gegaan, in de veronderstelling dat een inhoudelijke behandeling van het geschil zou plaatsvinden. Verweerder voelde zich overvallen door de zitting, omdat hij deze niet in zijn agenda genoteerd had. Men heeft geruime tijd op de gang gewacht. Ter zitting is aan verweerder meegedeeld dat de conclusie van antwoord op 12 augustus 2008 diende te worden genomen. Op 12 augustus 2008 is de conclusie van antwoord inderdaad genomen, waarna een comparitie van partijen op 9 oktober 2008 is bepaald. Door verweerder is een selectie van de door klaagster ter beschikking gestelde foto’s aan de kantonrechter overgelegd. Ter comparitie presenteerde de wederpartij een foto die op de dag van de comparitie was genomen. Klaagster c.q. verweerder kregen geen gelegenheid andere foto’s dan de reeds gepresenteerde, over te leggen. Ter zitting is een schikking getroffen.

5. De raad beoordeelt de klachtonderdelen als volgt.

 Klachtonderdeel a.

 Op 8 juli 2008 is verweerder met klaagster, haar tuinman en X naar de rechtbank gegaan. Deze zitting bleek een rolzitting te zijn, zodat verschijning in persoon van klaagster of verweerder niet noodzakelijk was. Een en ander berustte kennelijk op een misverstand. Alhoewel uit de gang van zaken voor klaagster geen schade is voortgevloeid, in die zin dat geen termijnen zijn verstreken en de bestede tijd niet, althans zeer beperkt in rekening is gebracht, is, zo bleek ook tijdens de mondelinge behandeling bij de raad, bij klaagster nog steeds onduidelijkheid over de gang van zaken. Het had op de weg van verweerder gelegen om klaagster daarover naar behoren te informeren en uitleg te geven, hetgeen verweerder niet althans onvoldoende heeft gedaan. Nu verweerder heeft nagelaten over het ontstane misverstand voldoende tekst en uitleg te geven, acht de Raad klachtonderdeel a. met betrekking tot dit aspect gegrond.

 Klachtonderdeel b.

 De stellingen van klaagster en verweerder over de vraag of verweerder op voorhand de conclusie van antwoord in concept of in definitieve vorm aan klaagster heeft toegestuurd zijn niet eensluidend. Verweerder stelt dat de conclusie op voorhand aan klaagster is toegestuurd, hetgeen klaagster betwist. Uit de urenverantwoording van verweerder is niet op te maken dat de conclusie van antwoord op voorhand is toegezonden. Verweerder is ook niet in staat om een brief over te leggen waaruit de toezending op voorhand blijkt. Evenmin volgt uit een aantekening in het, op het kantoor van verweerder intern gehanteerde, postboek dat de conclusie op voorhand is toegezonden. Evenmin is gebleken dat het definitieve exemplaar naar klaagster is verzonden. Verweerder is verantwoordelijk voor een behoorlijke opbouw van het dossier. Het had op zijn weg gelegen om aannemelijk te maken dat de conclusie op voorhand aan klaagster is toegestuurd en dat daarna een definitief exemplaar aan haar is toegezonden. Nu verweerder daarin niet is geslaagd gaat de Raad van de juistheid van de stellingen van klaagster uit en is klachtonderdeel b eveneens gegrond.

 Klachtonderdeel c.

 Namens klaagster zijn op voorhand een groot aantal foto’s toegestuurd aan verweerder. Verweerder heeft uit deze foto’s een selectie gemaakt en bij conclusie van antwoord een aantal foto’s gevoegd. Verweerder heeft voorts ten behoeve van de comparitie van partijen een aantal foto’s toegestuurd die klaagster hem nadien ter beschikking heeft gesteld. Tijdens de comparitie bleek de kantonrechter geïnteresseerd in een foto van de wederpartij die op de dag van de comparitie was genomen. Het feit dat de kantonrechter deze interesse toonde en de foto, die niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan de kantonrechter was toegezonden, heeft geaccepteerd betreft een gang van zaken die niet aan verweerder is toe te rekenen. Verweerder heeft getracht het beeld te nuanceren door uit de grote hoeveelheid foto’s die klaagster aan hem ter beschikking had gesteld een foto te produceren die het beeld schetste van de andere kant van de erfafscheiding, die correspondeerde met de foto van de wederpartij. Verweerder noch klaagster slaagde hierin ter zitting. De beslissing van de kantonrechter de foto te accepteren kan niet aan verweerder worden verweten. Evenmin kan verweerder worden verweten dat hij op dat moment niet een foto kon produceren die de corresponderende situatie aan de kant van de heg van klaagster weergaf. Klachtonderdeel c is derhalve ongegrond

 

Bovenstaande leidt tot de volgende beslissing:

Klachtonderdelen a en b zijn gegrond, voor zover hierboven overwogen.

Klachtonderdeel c is ongegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2011.

griffier     voorzitter