Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2225

Zaaknummer

M 61 - 2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster niet alles in het werk heeft gesteld om klaagster zo volledig en deugdelijk mogelijk te adviseren. Het enkele feit dat een advocaat een ander idee heeft over de juridische positie van zijn client en de op grond daarvan te volgen strategie is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

M 61 – 2011

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

mevrouw X

 

verder te noemen: klaagster

 

tegen

 

mevrouw mr. Y

 

verder te noemen: verweerster

 

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 17 maart 2011heeft de deken van de orde van advocaten in het

Arrondissement Maastricht de door klaagster bij brieven van respectievelijk 24 en 30 november 2010 en 24 december 2010ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-         Een brief van klaagster aan de raad d.d. 21 juli 2011 met bijlagen;

-         Een brief van klaagster aan de raad d.d. 26 juli 2011 met bijlagen;

-         Een brief van klaagster aan de raad d.d. 23 augustus 2011 met bijlagen;

-         Een brief van klaagster aan de raad d.d. 24 augustus 2011 met bijlagen;

-         Een brief van verweerster aan de raad d.d. 12 september 2011 met bijlagen.

 

 

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 26 september 2011.

Ter zitting zijn klaagster en verweerster verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan.

 

Klaagster heeft zich in 2006 tot verweerster gewend met het verzoek haar rechtsbijstand te verlenen ter zake onrechtmatig handelen van haar vorige huisarts dr. Van der P. Bij brief van 16 november 2006 heeft verweerster klaagster laten weten dat zij het dossier bij genoemde huisarts had opgevraagd. Bij brief van 23 november 2006 heeft verweerster aan klaagster geschreven dat zij volgens die huisarts al in bezit zou zijn van haar volledige medisch dossier omdat hij dat eerder aan haar had gegeven. Verweerster heeft voor klaagster een vertrouwensarts ingeschakeld in verband met de vraag naar mogelijk onrechtmatig handelen van artsen en om te bezien of behandeling van klaagster noodzakelijk is, zoals klaagster zelf oordeelde. De vertrouwensarts heeft klaagster terugverwezen naar de huisarts. Tevens heeft zij klaagster begeleid bij een bezoek aan de huisarts. Op 16 december 2008 heeft verweerster de werkzaamheden in de zaak jegens dr. van der P. beëindigd omdat naar haar mening onrechtmatig handelen niet kon worden aangetoond.

 

Tijdens een bespreking op 12 april 2007 heeft klaagster met verweerster onder andere besproken dat geen enkele tandarts haar wilde behandelen, ook tandarts De B niet.

Bij brief van 27 januari 2009 heeft verweerster klaagster inzake de klacht jegens tandarts De B. verwezen naar een letselschadeadvocaat die tevens arts is.

 

Verweerster heeft de dossiers van klaagster en haar zoon opgevraagd bij de huisartsen Vl. en De Vr. Bij brief van 26 oktober 2010 heeft zij klaagster op de hoogte gesteld van het feit dat zij de beschikking had over die dossiers en daarbij medegedeeld dat het haar voorkeur had dat klaagster die zelf kwam ophalen. Voor het geval klaagster deze opgestuurd wilde krijgen heeft verweerster haar verzocht dit aan haar te laten weten. Verzending zou dan voor eigen risico zijn. Bij laatstgenoemde brief heeft verweerster aan klaagster medegedeeld dat zij haar werkzaamheden voor klaagster als beëindigd beschouwde aangezien zij geen aanknopingspunten voor een juridisch verwijt in de zaak van klaagster kon vinden.

 

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

 

1.      Verweerster heeft geen afschriften van het medisch dossier van huisarts Vl. ter beschikking gesteld;

2.      Verweerster heeft geen juridische bijstand verleend in de kwestie tegen tandarts De B., ondanks toezegging die zaak aan te pakken;

3.      Verweerster heeft nagelaten juridische bijstand te verlenen aan klaagster in het kader van haar onderzoek naar mogelijk gemaakte medische fouten.

 

 

4. Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:

 

Zij heeft klaagster zorgvuldig bijgestaan. Juridisch gezien kon ze voor klaagster vanaf 2008 niets meer betekenen. Uit service- en coulanceoverwegingen heeft ze, ook nadat haar werkzaamheden formeel waren beëindigd, toch nog een aantal dingen pro deo voor haar gedaan. In oktober 2010 heeft ze haar werkzaamheden voor klaagster definitief beëindigd.

 

De zaak tegen tandarts De B. werd niet in behandeling genomen. Voor deze zaak werd klaagster verwezen naar een letselschade advocaat, tevens arts.

 

Ze heeft klaagster wel de medische dossiers verstrekt voor zover ze deze van de verschillende behandelaars heeft ontvangen. In eerste instantie had ze aangegeven dat klaagster mocht aangeven of ze zou ophalen. Uiteindelijk zijn ze aan klaagster overhandigd ter gelegenheid van de bespreking bij de Deken.

 

Verweerster is van oordeel dat de klacht ongegrond is.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1.      De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De raad stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van cliënt het best zijn gediend. Aan de advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan deze maatstaf worden getoetst.

Verweerster heeft klaagster geïnformeerd over haar juridische positie. Op grond van de hiervoor genoemde maatstaf is verweerster daarbij de eindverantwoordelijke.

 

Klachtonderdeel 1

5.2.                  Verweerster heeft de medische dossiers van klaagster en haar zoon opgevraagd. Bij brief van 26 oktober 2010 heeft verweerster klaagster ervan op de hoogte gesteld dat zij de betreffende medische dossiers van de huisartsen V en De Vr. had verkregen en haar medegedeeld dat zij deze op haar kantoor kan komen ophalen. Niet blijkt dat klaagster schriftelijk om toezending heeft verzocht zoals in bovengenoemde brief expliciet door verweerster was gevraagd. De dossiers zijn uiteindelijk aan klaagster overhandigd bij gelegenheid van de mondelinge bespreking bij de Deken. Gelet hierop kan aan klaagster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht is derhalve ongegrond.

 

Klachtonderdeel 2

5.3                   Uit het dossier blijkt niet dat klaagster aan verweerster opdracht heeft gegeven om haar rechtsbijstand te verlenen jegens tandarts de B en dat zij deze zou hebben aanvaard. Uit de gespreksnotitie van verweerster van het gesprek met klaagster op 12 april 2007 volgt slechts dat klaagster in het algemeen over het handelen van deze arts heeft gesproken en dat klaagster geen duidelijke hulpvraag heeft geformuleerd. Verweerster heeft klaagster ter zake doorgestuurd naar een letselschadeadvocaat, hetgeen wordt bevestigd in de overgelegde stukken. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerster gehouden was klaagster ten aanzien van deze tandarts rechtsbijstand te verlenen. Om die reden acht de raad ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.

 

Klachtonderdeel 3

5.4                   De raad stelt vast dat verweerster klaagster heeft begeleid bij haar hulpvragen voor zover dit binnen het kader van juridische hulpverlening mogelijk was. Zo heeft zij voor klaagsters dossiers opgevraagd en klaagster doorverwezen naar een vertrouwensarts teneinde duidelijkheid te verkrijgen met betrekking tot het handelen van diverse artsen. Reeds tijdens het gesprek met klaagster op 12 april 2007 heeft verweerster klaagster gezegd dat zij niet wist of zij,buiten het opvragen van dossiers, daadwerkelijk iets voor klaagster zou kunnen betekenen. Zij heeft geprobeerd helderheid te verkrijgen in de situatie van klaagster en daarvoor de nodige moeite gedaan. In de zaak tegen dr. Van der P. heeft zij klaagster bij brief van 16 december 2008 medegedeeld dat zij juridisch niets voor klaagster kon betekenen. Inzake tandarts de B.  heeft zij klaagster verwezen naar een letselschade advocaat in verband met diens bijzondere expertise. Deze heeft die zaak in behandeling heeft genomen. Daarmee was de zaak voor verweerster afgerond. Bij brief van 26 oktober 2010 heeft zij klaagster laten weten dat zij haar werkzaamheden voor klaagster als beëindigd beschouwde aangezien zij niets meer voor haar kon betekenen.

 

5.5                   Niet blijkt dat verweerster niet alles in het werk heeft gesteld om klaagster zo volledig en deugdelijk mogelijk te adviseren, noch dat haar anderszins een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het enkele feit dat verweerster een ander idee heeft over de juridische positie van klaagster en de op grond daarvan te volgen strategie, is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij haar zaak onvoldoendeadequaat heeft behandeld is dit naar het oordeel van de raad niet terecht. Anders dan klaagster kennelijk meent is verweerster niet verplicht de zaak op de door klaagster voorgestane wijze te behandelen en tot een einde te brengen. Verweerster kan ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

 

6. Beslissing

 

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, L.R.G.M. Spronken, L.J.G. de Haas, Th. Kremers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2011.

 

 

 

Griffier                                                  voorzitter

 

 

Verzonden op: 22 november 2011

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.