Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2208

Zaaknummer

11-038A

Inhoudsindicatie

Klager is verwikkeld in een langdurige strijd met de moeder van hun gezamenlijke minderjarige kinderen over onder andere het hoofdverblijf van de kinderen. Verweerster heeft, als advocaat van de moeder, zich onnodig grievend uitgelaten door in een brief aan de rechtbank te schrijven dat de kinderen werden mishandeld. Verweerster heeft bovendien de norm neergelegd in gedragsregel 15 lid 2 overtreden door de brief te sturen nadat reeds uitspraak was gevraagd. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 30 november 2011

in de zaak 11-038A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 3 februari 2011, bij de raad binnengekomen op 4 februari 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 27 september 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a) de grenzen van de vrijheid die haar toekomt als advocaat van de wederpartij om de belan-gen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt heeft overschreden door verzending van haar faxbrief van 16 juli 2010 aan de rechtbank Dordrecht, daags na de mon-delinge behandeling, in welke brief onder andere is opgenomen:

"Het is hen niet uit te leggen waarom zij dagelijks, met de kennis en wetenschap van de rechtspraak en jeugdbescherming, mishandeld worden";

"De verhouding van deze ouders en de gezinsvoogd sluit de positie van de kinderen uit. Het gevolg is dat zij bewust en met ratio worden mishandeld";

"De schoolleiding/leerkracht en huisarts zijn onmachtig omdat een melding bij het AMK niet meer wordt aangenomen c.q. onderzocht",

waardoor de belangen van zowel klager als die van de in het geschil tussen beide ouders be-trokken minderjarige kinderen onnodig zijn geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

b) door middel van verzending van de onder (a) genoemde brief in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in gedragsregel 15 lid 2 nu zij daarmee zich zonder toestemming van de weder-partij tot de rechter heeft gewend, nadat om uitspraak was gevraagd.

 

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerster volgens klager gehandeld in strijd met de norm zoals vastgelegd in artikel 46 van de Advocatenwet.

3. Feiten

3.1 Klager is verwikkeld in een langdurige strijd met de moeder van hun gezamenlijke minderjarige kinderen met betrekking tot, onder andere, het hoofdverblijf van de kinderen. Verweerster stond de moeder in verschillende procedures bij.

3.2 In 2010 vond een procedure ten overstaan van de rechtbank Dordrecht plaats, waarin de moeder, bijgestaan door verweerster, de rechtbank heeft verzocht een bijzonder curator te benoemen voor de minderjarige kinderen. Klager heeft verweer gevoerd hiertegen. Op 15 juli 2010 vond een mondelinge behandeling plaats in deze zaak en is uitspraak gevraagd.

3.3 Vervolgens heeft verweerster, op 16 juli 2010, de onder 2.1(a) bedoelde brief verzonden aan de rechtbank Dordrecht, zonder toestemming te vragen aan de wederpartij.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) neemt de raad, in lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, tot uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij; (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Hierbij komt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name de belangen van de kinderen.

4.2 De raad is van oordeel dat verweerster met haar brief de grenzen van de haar toekomende vrijheid heeft overschreden. In het bijzonder de opmerking dat de kinderen dagelijks en be-wust werden mishandeld is als onnodig grievend voor klager aan te merken. Niet is gebleken dat verweerster een grond had voor deze opmerking. In deze omstandigheden had verweerster terughoudendheid moeten betrachten, mede gelet op de uiterst gevoelige familiesituatie. Verweerster heeft tijdens de zitting op 27 september 2011 verklaard dat de opmerking over mishandeling niet tegen klager persoonlijk was gericht, maar tegen de hulpverlening als zodanig. Deze lezing ligt echter, zeker tegen de achtergrond van het feit dat klager reeds eerder bij monde van verweerster van mishandeling van de kinderen is beticht – waarvoor verweerster bij beslissing van deze raad van 23 november 2010 (zaaknr. 10-097A) een berisping werd opgelegd – allerminst voor de hand, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. Klachtonderdeel (a) is gegrond.

4.3 Voor wat betreft klachtonderdeel (b) overweegt de raad dat – zoals in gedragsregel 15 lid 2 is bepaald – het een advocaat, nadat om uitspraak is gevraagd, niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Verweerster heeft naar voren ge-bracht dat zij zich niet realiseerde dat het debat was gesloten, omdat de rechter had medege-deeld dat hij verhoor van de kinderen nog zou overwegen. Nu vast is komen te staan dat op 16 juli 2010 uitspraak was gevraagd, had verweerster echter toestemming van de wederpartij moeten vragen voor het verzenden van de brief aan de rechtbank, hetgeen zij ten onrechte niet heeft gedaan. Klachtonderdeel (b) is gegrond.

5. Maatregel

5.1 Bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel houdt de raad rekening met het volgende.

5.2 Op zichzelf is het ernstig dat verweerster zich, na de eerdere onnodig grievende uitlatingen jegens klager, waarover klager op 19 maart 2010 reeds een klacht had ingediend, in juli 2010 opnieuw onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. Het nieuwe feit dateert echter van voor de zitting en de beslissing in de eerdere zaak. Indien klachtonderdeel (a) mede betrokken was in de eerdere klachtprocedure, zou naar alle waarschijnlijkheid toen niet een zwaardere maatregel dan een berisping zijn opgelegd. De raad had in die eerdere zaak blijkens de utispraak al meegewogen dat verweerster ter zitting nog niet leek in te zien dat zij de grens van het betamelijke had overschreden. Gelet hierop ziet de raad geen reden om thans voor klachtonderdeel (a) een maatregel op te leggen. Hierbij overweegt de raad ook dat verweerster tijdens de zitting (nu wel) haar excuses heeft aangeboden.

5.3 Voor klachtonderdeel (b) acht de raad, alle omstandigheden afwegend, de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond.

- legt de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gedaan door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, P. van Lingen, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2011.

 

voorzitter        griffier

Deze beslissing is in afschrift op 30 november 2011 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC

 Prinsenbeek.

b. Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de

gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-548 4608. Tegelijkertijd met de

indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.