Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2227
Zaaknummer
11-155A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerster de belangen van klaagster kennelijk onjuist heeft behartigd. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 december 2011
in de zaak 11-155A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
verweerster
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 19 mei 2011, door de raad ontvangen op 20 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 20 juni 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 juni 2011 aan klaagster is verzonden.
1.3. Bij brief van 27 juni 2011, door de raad ontvangen op 4 juli 2011, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is in aanwezigheid van partijen behandeld ter zitting van 3 oktober 2011, waarbij verweerster werd vergezeld door haar kantoorgenoot mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennis genomen van:
(i) de beslissing van de voorzitter van de raad waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
(ii) het op 4 juli 2011 ontvangen verzetschrift van klaagster gedateerd 27 juni 2011 met bijlagen;
(iii) de brief van klaagster aan de raad van 7 juli 2011;
(iv) de brief van de raad aan klaagster van 14 juli 2011; en
(v) de brief van klaagster aan de raad van 24 september 2011 met bijlage.
2. Feiten
2.1. Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
2.2. Klaagster heeft zich op 24 december 2009, nadat zij op 16 december 2009 was doorverwezen door het Juridisch Loket en twee andere advocaten de zaak hadden geweigerd, voor rechtsbijstand tot verweerster gewend in verband met een vordering in kort geding, strekkende tot ontruiming van de woning van klaagster in verband met overlast. De procedure was aanhangig gemaakt door klaagsters verhuurster, Woningbouwvereniging Ymere, en zou op 7 januari 2010 dienen. Verweerster heeft namens klaagster producties bij de rechtbank ingediend en de zaak ter zitting bepleit aan de hand van pleitnotities. De ontruiming is bij vonnis van 21 januari 2010 toegewezen.
3. Klacht; verzet
3.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, doordat zij klaagsters belangen niet goed heeft behartigd in het kort geding door;
a. geen kleurenfoto's maar zwart gekopieerde foto's aan de rechtbank over te leggen;
b. zonder klaagster daarin te kennen slechts een selectie uit de producties ter kennis van de rechter te brengen (verweerster zou van de 19 producties niet de producties 1 tot en met 4 en 6 tot en met 9 hebben overgelegd);
c. geen goede pleitnotities te maken en de zaak ter zitting onvoldoende te bepleiten;
d. de advocaat van de wederpartij naar de mond te praten;
e. niet goed bereikbaar te zijn voor klaagster;
f. klaagster niet goed voor te lichten over de kans op verliezen van de zaak en op het risico van een proceskostenveroordeling; en door
g. klaagster zwart te maken bij een potentiële opvolgend advocaat, die daardoor geweigerd zou hebben haar zaak aan te nemen.
3.2. Het verzet houdt, zakelijke weergegeven, in dat
(i) de voorzitter haar beslissing (van 20 juni 2011) niet heeft genomen binnen de wettelijke termijn van dertig dagen nadat de klacht bij de raad ter kennis is gebracht;
(ii) de voorzitter haar beslissing heeft genomen op grond van een incompleet dossier, nu de brieven van de deken aan verweerster van 21 maart 2011 en 4 mei 2011, de brief van klaagster aan de deken van 18 mei 2011 en de brief van de raad aan klaagster van 20 mei 2011 ontbraken;
(iii) de beslissing van de voorzitter onvoldoende is gemotiveerd.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. De raad zal de verschillende onderdelen van het verzet afzonderlijk behandelen.
4.2. Ten aanzien van onderdeel (i) van het verzet overweegt de raad als volgt. Artikel 46g van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de raad een klacht kennelijk ongegrond kan verklaren binnen dertig dagen nadat deze ter kennis van de raad is gebracht. Volgens artikel 1 lid 1 van de Algemene Termijnen Wet (ATW) wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. De klacht van klaagster is op 20 mei 2011 ter kennis van de raad gebracht. Dertig dagen later was het zondag 19 juni 2011. Ingevolge de ATW is deze termijn van rechtswege verlengd tot en met maandag 20 juni 2011. De voorzittersbeslissing (van 20 juni 2011) is derhalve volgens de toepasselijke regels tijdig genomen. Onderdeel (i) van het verzet is ongegrond.
4.3. Ten aanzien van onderdeel (ii) van het verzet overweegt de raad als volgt. Voor wat betreft de brieven van de deken aan verweerster van 21 maart 2011 en 4 mei 2011 en de brief van de raad aan klaagster van 20 mei 2011 geldt dat deze inderdaad in het dossier ontbraken op het moment dat de voorzitter haar beslissing heeft genomen. De reden hiervoor zal zijn dat de twee brieven van de deken aan verweerster (van 21 maart 2011 en 4 mei 2011) enkel rappelbrieven betreffen en dat de brief van de raad aan klaagster van 20 mei 2011 slechts een ontvangstbevestiging van het dossier inhoudt. Geen van deze drie brieven betreffen evenwel inhoudelijke brieven. Klaagster heeft voormelde brieven van 21 maart 2011 en 4 mei 2011 als bijlagen (8 en 9) bij haar verzetschrift gevoegd. De brief van de raad aan klaagster van 20 mei 2011 heeft klaagster als bijlage bij haar (aanvullende) brief van 24 september 2011 gevoegd. Deze brieven maken derhalve thans onderdeel uit van het klachtendossier en zijn meegenomen in de onderhavige beslissing. Nu voormelde brieven geen inhoudelijke mededelingen bevatten, hadden deze – als ze op 20 juni 2011 wel onderdeel hadden uitgemaakt van het klachtendossier - geen invloed gehad op de beslissing van de voorzitter. Onderdeel (ii) van het verzet is dan ook voor wat betreft deze brieven ongegrond.
4.4. De brief van klaagster aan de deken van 18 mei 2011 ten slotte heeft de brief van de deken aan de raad van 19 mei 2011 - in welke brief de deken het klachtendossier aan de raad heeft aangeboden – gekruist. De deken heeft de brief van 18 mei 2011 bij brief van 24 mei 2011 aan de raad nagezonden. Klaagster heeft ook per gelijke post een kopie ontvangen van de brief van 24 mei 2011 aan de raad. Hoewel het niet eenduidig uit de beslissing van de voorzitter van 20 juni 2011 is op te maken, heeft de voorzitter voormelde brief van klaagster van 18 mei 2011 derhalve wél bij haar beslissing betrokken. Mocht de voorzitter de brief van 18 mei 2011 bovendien ten onrechte niet in haar beslissing hebben meegenomen, dan geldt naar het oordeel van de raad dat de inhoud van deze brief niet tot een andere beslissing van de voorzitter zou hebben kunnen leiden. Als gevolg hiervan is onderdeel (ii) van het verzet ook voor wat betreft de brief van 18 mei 2011 – en daarmee in zijn geheel – ongegrond.
4.5. Met onderdeel (iii) van het verzet stelt klaagster dat de voorzitter haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter haar beslissing wel degelijk voldoende gemotiveerd. De voorzitter heeft de verschillende klachtonderdelen genummerd en deze ook voldoende gemotiveerd behandeld. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerster de belangen van klaagster kennelijk onjuist heeft behartigd. Naast hetgeen de voorzitter in haar beslissing van 20 juni 2011 heeft geformuleerd, wijst de raad bovendien op de verschillende e-mails van (de zoon van) klaagster aan verweerster. Zo heeft (de zoon van) klaagster bij e-mail van 7 januari 2010 aan verweerster geschreven:
"Ik vond uw pleitaantekeningen helder en duidelijk en ik vond uw verweer sterk. Ik ben ook blij dat ik de foto's toch nog op cd kon zetten wat ik een tijdje geleden niet kon doen ivm een kaartfout. Ik lees ook dat het u gelukt is om ze uit te printen. Volgens mij heeft tot nu toe nog niemand het zo duidelijk en helder voor ons op genomen als ik in uw notities lees. Ik vond het goed dat u meldde dat het een en ander nog uit onderzoek moest blijken, wat op mij professioneel overkwam".
4.6. Bij e-mail van 20 januari 2010 heeft klaagster aan verweerster geschreven:
"Ik had u een compliment gegeven over uw pleitaantekeningen. Weet u wat mij ook opviel daarin? Dat u iemand bent die kwaliteit over kwantiteit verkiest. Dat vind ik belangrijk in een zaak en spreekt mij aan wil ik u laten weten".
4.7. Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat ook onderdeel (iii) van het verzet niet kan slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet van klaagster ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. M.A. le Belle, mr. A.G. van Marwijk Kooy, mr. M.W. Schüller en mr. A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 6 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.