Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-09-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2113
Zaaknummer
R. 3797/11.199
Inhoudsindicatie
De Advocatenwet heeft het klachtrecht niet in het leven geroepen voor iedereen, maar alleen voor degene die door een handelen of nalaten van de advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Het gaat hierbij om een rechtstreeks belang.
Inhoudsindicatie
Het verwijt van klager dat in het arrest van het gerechtshof en dientengevolge in het exploit van de deurwaarder een onjuiste opgave is gedaan van het te vorderen bedrag is niet aan de advocaat te wijten.
Inhoudsindicatie
Het oordeel of de advocaat ten onrechte beslag heeft gelegd, is niet aan de tuchtrechter, maar is voorbehouden aan de civiele rechter.
Inhoudsindicatie
De advocaat is niet verplicht het rekeningnummer van de Stichting Beheer Derdengelden te vermelden op haar briefpapier (Vafi)
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De vraag of een niet ondertekend kort geding vonnis geen rechtskracht heeft en dat daardoor het exploit nietig is, is niet aan de tuchtrechter ter beoordeling, maar aan de civiele rechter. Het feit dat het vonnis niet is ondertekend kan niet aan de advocaat worden verweten.
Uitspraak
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 8 februari 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 19 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen. Op 21 en 24 september 2011 heeft de Raad een faxbrief met bijlage van klagers ontvangen.
Inhoud van de klacht
2 Klagers verwijten verweerster dat zij:
a. een hele andere hoedanigheid heeft dan tot heden bekend was. Deze hoedanigheid valt geheel buiten het kader van hetgeen verwacht mag worden van een advocaat. De door klagers geconstateerde gedragingen zijn niet te verenigen met gedragsregel 1;
b. bij exploot van 11 december 2009 het arrest van 17 november 2009 aan klagers heeft laten betekenen met vermelding van een onjuist adres van de beslagleggers B. en H. De adresvermelding op het exploit is in strijd met de vormvoorschriften ex art. 45 Rv. Verweerster heeft willens en wetens de essentialia ex art. 45 Rv. achtergehouden voor het Gerechtshof, voor de gerechtsdeurwaarder en de voor mr. V.d. L. Het betaalde bedrag dient te worden gestorneerd op de derdengeldenrekening van mr. V.d. L., nu het bedrag is gevorderd op basis van een nietig exploit;
c. heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 23, nu in het arrest van het Gerechtshof en dientengevolge in het exploit een onjuiste opgave is opgenomen van het te vorderen bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van verweerster de fout proberen te herstellen door middel van een gewoon schrijven. Voorts wist althans behoorde verweerster te weten dat bedoeld bedrag op 9 februari 2010 al betaald was;
d. de informatie van het actuele woonadres willens en wetens heeft achtergehouden en dat daardoor onnodige vertraging is opgetreden en dat er vermijdbare kosten zijn gemaakt in de herroepings-procedure, hetgeen laakbaar, verwijtbaar en klachtwaardig is;
e. klachtwaardig handelt omdat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd onder A., terwijl die geen partij is in het geschil;
f. tot de dag van vandaag de foute adressering en van belang zijnde essentiële informatie die onder haar mededelingsplicht valt heeft achtergehouden, dan wel heeft verzuimd mede te delen aan belanghebbenden. Van enige welwillendheid naar mr. V.d. L. is geen sprake;
g. ten onrechte nakosten heeft geïncasseerd, terwijl in de afrekening van het exploit geen salaris nakosten is gespecificeerd;
h. handelt in strijd met de Boekhoudverordening nu zij niet haar derdengeldenrekening op haar briefpapier vermeldt;
i. dat zij opdracht heeft gegeven een niet ondertekend kort geding vonnis te laten betekenen. Nu het vonnis niet is ondertekend, heeft het vonnis geen rechtskracht en dientengevolge is ook het exploit nietig.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Bij arrest van 17 november 2009 van het Gerechtshof ’s-Gravenhage zijn klagers veroordeeld tot betaling van een bepaald bedrag aan de cliënten van verweerster.
- Verweerster is namens haar cliënten tot executie van voornoemd arrest overgegaan.
Beoordeling van de klacht
Ten aanzien van klachtonderdeel a
4.1 Klagers hebben in dit verband aangevoerd dat verweerster een volledige volmacht heeft voor een “firma, bestaande uit diverse vennootschappen van de heer…( Red.), “, die volgens klagers “de formele karakteristieken van een criminele organisatie (vertoont)”, wat volgens klagers uit de door hen overgelegde stukken blijkt. Nog daargelaten dat klagers niet hebben toegelicht welk belang zij bij dit klachtonderdeel hebben, hebben zij niet toegelicht waarom dat daaruit blijkt en valt zulks uit de stukken ook niet af te leiden.
Ten aanzien van de klachtonderdelen b, d en f
4.2 Het antwoord op de vraag of het in opdracht van verweerster uitgebrachte exploot nietig is en tot gevolg zou moeten hebben dat verweerster het op de Stichting Beheer Derdengelden van haar kantoor overgemaakte bedrag terug zou moeten storten is voorbehouden aan de civiele rechter. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster willens en wetens informatie heeft achtergehouden voor het gerechtshof, voor de deurwaarder en voor mr. V.d. L.. In ieder geval kon de advocaat van klagers – indien nodig – de juiste essentialia achterhalen. Verweerster heeft, als advocaat van de wederpartij, geen mededelingsplicht ten aanzien van de door klagers genoemde informatie, zoals het adres van haar cliënten. Bovendien hebben klagers geen eigen belang ten aanzien van mr. V.d. L., daar waar klagers stellen dat verweerster zich onwelwillend jegens mr. V.d. L. zou hebben gedragen. De Advocatenwet heeft het klachtrecht niet in het leven geroepen voor iedereen, maar alleen voor degene die door een handelen of nalaten van de advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Het gaat hierbij om een rechtstreeks belang. Overigens is uit de stukken niet van een onwelwillende houding van verweerster jegens mr. V.d. L. gebleken.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
4.3 Het verwijt van klager dat in het arrest van het gerechtshof en dientengevolge in het exploit van de deurwaarder een onjuiste opgave is gedaan van het te vorderen bedrag treft niet verweerster. Daarbij komt – gelet op de stukken – bij dat blijkens de aan klager door de deurwaarder toegezonden specificaties wel het juiste bedrag is geïncasseerd.
Ten aanzien van klachtonderdeel e
4.4 Verweerster wordt verweten dat zij beslag heeft gelegd onder A., terwijl die geen partij is in het geschil. Op het leggen van executoriaal derdenbeslag zijn de bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Het oordeel of verweerster ten onrechte beslag heeft gelegd, is niet aan de tuchtrechter, maar is voorbehouden aan de civiele rechter.
Ten aanzien van klachtonderdeel g
4.5 Uit de brief van 26 november 2009 van verweerster aan de advocaat van klagers volgt dat aan klagers de keuze is gelaten de nakosten al dan niet vrijwillig te voldoen. Kennelijk hebben klagers vrijwillig de nakosten voldaan.
Ten aanzien van klachtonderdeel h
4.6 De boekhoudverordening is met ingang van 1 juli 2009 vervallen. Daarvoor in de plaats is getreden de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Daarin wordt vermelding van een rekeningnummer van de Stichting Beheer Derdengelden op het briefpapier niet voorgeschreven.. Verweerster is dan ook niet verplicht het rekeningnummer van de Stichting Beheer Derdengelden te vermelden op haar briefpapier.
Ten aanzien van klachtonderdeel i
4.7 De vraag of een niet ondertekend kort geding vonnis geen rechtskracht heeft en dat daardoor het exploit nietig is, is niet aan de tuchtrechter ter beoordeling, maar aan de civiele rechter. Overigens kan het feit dat het vonnis niet is ondertekend niet aan verweerster worden verweten.
4.8 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met i als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst de klachtonderdelen a tot en met i als kennelijk ongegrond af.
Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 26 september 2011.
Plv. voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.