Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2061
Zaaknummer
10-187
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt verweerder dat hij na vertrek van zijn kantoor voor haar is blijven optreden, hoewel zij liever bij dat kantoor was gebleven. Zaak stond al voor vonnis. Toen toch comparitie werd bepaald heeft hij voorschotnota gestuurd. Omdat klaagster die niet betaalde heeft hij haar – ook dat verwijt klaagster hem - alleen naar de comparitie laten gaan, maar heeft hij haar wel voorbereid hoe daar te handelen.
Uitspraak
10-187
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Bij brief d.d. 7 december 2010 heeft mr X, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Y, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
klaagster,
tegen:
verweerder.
1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 april 2011, waar zowel klaagster, vergezeld van haar echtgenoot […], als verweerder is verschenen.
De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker, H.C. Brandsma, H.J.P. Robers en C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.
2. Voorgeschiedenis van de klacht
Verweerder is klaagster in een zakelijk geschil gaan bijstaan toen hij nog aan het kantoor van [A en B ]verbonden was. Op enig moment is hij van dat kantoor vertrokken en is hij gaan werken bij [C] Advocaten, met medeneming van het dossier van klaagster. Zij gaf er echter de voorkeur aan op het kantoor van [A en B] te blijven. Omdat de procedure zich al bevond in het stadium dat vonnis zou worden gewezen heeft [A] aan klaagster laten weten dat hij er niet voor voelde de behandeling van de zaak van verweerder over te nemen. Toen op 31 maart 2010 niet een eind- maar een tussenvonnis werd gewezen waarbij een comparitie van partijen was bepaald, heeft verweerder een voorschotnota aan klaagster gestuurd. Hij heeft klaagster duidelijk gemaakt dat wanneer zij die niet zou betalen hij zijn bijstand zou beëindigen en haar niet bij de comparitie zou vergezellen. Klaagster heeft niet betaald en is alleen naar de comparitie gegaan.
3. Klaagster heeft zich erover beklaagd dat verweerder haar zaak is blijven behande-len terwijl zij uitdrukkelijk had verzocht de zaak bij [A en B]te laten.
Voorts heeft zij zich erover beklaagd dat verweerder kort voor de zitting van 24 juni 2010 voor zijn verdere bijstand een voorschot heeft verlangd, en toen zij dat niet kon betalen, haar alleen naar de comparitie heeft laten gaan.
Tenslotte is zij van mening dat verweerder in haar zaak laks heeft gehandeld.
4. Verweerder heeft tot zijn verweer het volgende naar voren gebracht.
Nadat klaagster telefonisch overleg had gevoerd met het kantoor [A en B]heeft zij er kennelijk mee ingestemd dat haar zaak verder bij hem, verweerder, in behande-ling bleef. Het wachten was op het vonnis. Toen bekend werd dat er een compari-tie was gelast heeft klaagster zich niet opnieuw tot het kantoor [A en B] gewend met een verzoek om overname van de zaak.
Reeds bij aanvang van de zaak heeft hij klaagster erop gewezen dat zij niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. Hij heeft haar reeds op 1 april 2010, direct na het tussenvonnis, laten weten dat zij een voorschot diende te betalen ten behoeve van de werkzaamheden voor de comparitie. Hij heeft haar terzake op 27 mei 2010, een kleine maand voor de comparitie, een voorschotnota gestuurd.
Toen zij die niet betaalde hoefde hij niet met haar mee te gaan. Hij is haar nog wel tegemoet gekomen door haar per brief een aantal tips mee te geven.
5. De raad beoordeelt de klacht als volgt.
Uit voorgaand relaas van gebeurtenissen blijkt dat klaagster zich er destijds
- wellicht contre coeur, maar toch - bij heeft neergelegd dat haar zaak bij verweer-der in behandeling zou blijven. Toen bleek dat de rechter niet een eind- maar een tussenvonnis had gewezen en duidelijk werd dat er voort geprocedeerd moest wor-den heeft klaagster niet opnieuw contact gezocht met het kantoor [A en B]. Ver-weerder is er toen terecht van uit gegaan dat hij klaagster verder zou bijstaan. Hij heeft haar op 1 april 2010 per brief over het tussenvonnis geïnformeerd en laten weten dat hij zijn werkzaamheden diende voort te zetten en een voorschot zou de-clareren. Klaagster heeft daar toen niet tegen geprotesteerd.
Dat verweerder een voorschot heeft gedeclareerd is alleszins redelijk nu klaagster niet voor een toevoeging in aanmerking kwam. Dat zij later – naar zij ter zitting heeft verklaard – voor een andere zaak wel voor een toevoeging in aanmerking kwam, doet daar niet aan af. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder bij de aan-vraag van de toevoeging op enigerlei wijze tekort is geschoten en evenmin is ge-bleken dat hij onjuiste of onvolledige gegevens aan de raad voor rechtsbijstand had verstrekt. Toen betaling uitbleef en klaagster bovendien meedeelde dat zij het voorschot niet zou betalen, stond het verweerder vrij zijn bijstand aan haar te sta-ken. Hij heeft haar dat tijdig voor de zitting, bij brief d.d. 16 juni 2010, laten we-ten. Bij brief d.d. 22 juni 2010 heeft verweerder de rechtbank op de hoogte gesteld dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Het siert hem dat hij nog wel de moeite heeft genomen haar per brief op de comparitie voor te bereiden. Dat verweerder op enig moment te laks zou zijn geweest in zijn optreden heeft klaagster niet onder-bouwd; dit verwijt zal dan ook alleen al bij gebrek aan zodanige onderbouwing dienen te worden afgewezen. Het geheel overziend is de raad van oordeel dat de klachten van klaagster ongegrond zijn.
De beslissing van de raad luidt als volgt:
de klachten van klaagster tegen verweerder zijn ongegrond.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2011.
griffier voorzitter