Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2011
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2011:YA2284
Zaaknummer
11-162A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht over de eigen advocaat betreffende onnodig werk, excessief declareren en het zoeken van contact met wederpartijen zonder toestemming van klagers. Dat verweerster, nadat klagers haar eind oktober 2010 hadden gevraagd de zaak te hervatten, het dossier is gaan bestuderen en met klagers en de wederpartij heeft gecorrespondeerd, kan niet als klachtwaardig gelden.. De stukken bieden geen aanknopingspunten dat excessief is gedeclareerd. De regel dat een advocaat niet dan door tussenkomst van de advocaat van de wederpartij in contact treedt met die wederpartij strekt ter bescherming van het belang van de wederpartij en niet ter bescherming van het belang van klagers. Overigens is die regel hier ook niet geschonden, omdat verweerster toestemming van de advocaat van de wederpartij had verkregen voor het opnemen van contact met de wederpartij zelf. Verzet ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 21 december 2011
in de zaak 11-162A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:
1.
2. De heer
k l a g e r s
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 mei 2011, bij de raad binnengekomen op 20 mei 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 6 juni 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 juni 2011 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 16 juni 2011 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 25 oktober 2011 in aanwezigheid van klagers. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klagers bij brief van 16 juni 2011 met de daarin genoemde bijlage;
- ter zitting door klagers overgelegde correspondentie en stukken uit het dossier (als aan het proces-verbaal gehecht).
De klacht/ het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
a) contact op te nemen met de wederpartijen ondanks verzoek van klagers dit niet te doen,
b) zichzelf tegen te spreken,
c) de zaak niet meteen terug te geven aan klagers nadat de dagvaarding in hoger beroep was uitgebracht,
d) onnodig werk te verrichten en
e) excessief te declareren.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.
De feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klagers hebben zich medio augustus 2010 tot verweerster gewend met het verzoek met spoed een appeldagvaarding uit te brengen. Dat heeft verweerster gedaan. Er is gedagvaard tegen 2 november 2010. Eind september heeft verweerster haar werkzaamheden voor klagers beëindigd.
3.3 Toen het klagers niet lukte een andere advocaat te vinden om hen in het hoger beroep bij te staan, hebben klagers zich eind oktober 2010 opnieuw tot verweerster gewend met het verzoek hen bij te staan. Verweerster heeft de zaak op 2 november 2010 bij het hof aangebracht, waarna het hof een comparitie na aanbrengen heeft bepaald op 12 januari 2011. Op 3 december 2010 heeft verweerster, na verkregen toestemming van de advocaat van de wederpartij, met de wederpartij in persoon gebeld. Op 3 december 2010 heeft verweerster het volgende aan klagers geschreven:
“Na bestudering van het dossier, ben ik tot de conclusie gekomen, dat u beter van deze zaak kunt afzien en dat een en ander u slechts heel veel geld gaat kosten, ik adviseer u deze zaak te laten rusten.”
3.4 Op verzoek van klagers heeft verweerster haar werkzaamheden medio december 2010 beëindigd en heeft zij het dossier ter behandeling overgedragen aan een andere advocaat.
Beoordeling van het verzet
4.1 De raad verenigt zich met het oordeel van de voorzitter en de gronden waarop het berust. Naar aanleiding van hetgeen in verzet is aangevoerd, voegt de raad daar nog het volgende aan toe.
Klachtonderdeel a)
4.2 Uit de overgelegde urenstaten van verweerster is gebleken dat zij inderdaad op 3 december 2010 contact heeft gehad met de wederpartij in persoon. Onder meer daarover wordt geklaagd. Gesteld wordt dat dit in strijd is met de gedragsregels en met de gemaakte afspraken. Klagers lijken hier te doelen op de regel dat een advocaat niet dan door tussenkomst van de advocaat van de wederpartij in contact treedt met die wederpartij. Die regel kunnen klagers echter niet in stelling brengen, omdat die regel strekt ter bescherming van het belang van de wederpartij en niet ter bescherming van het belang van klagers. Overigens is die regel hier ook niet geschonden, omdat (onbestreden is gesteld dat) verweerster toestemming van de advocaat van de wederpartij had verkregen voor het opnemen van contact met de wederpartij zelf. Toestemming van de eigen cliënt heeft een advocaat niet nodig om contact op te nemen met (de advocaat van) de wederpartij. Dat tussen verweerster en klagers op dit punt een andere afspraak is gemaakt, is niet gebleken.
Klachtonderdeel b) en c)
4.3 Klagers hebben ter onderbouwing van dit onderdeel gesteld dat verweerster, nadat zij haar eind oktober 2010 hadden gevraagd de zaak weer te gaan behandelen, heeft gezegd dat zij niet gespecialiseerd was op het terrein van beroepsaansprakelijkheid en dat zij zelf zou gaan zoeken naar een specialist op dit terrein. Het feit dat de deken later schrijft dat hij niet aanstonds ziet dat een speciale expertise nodig is voor een zaak als deze, maakt de mededelingen van verweerster nog geenszins onjuist of klachtwaardig. Dat verweerster de zaak ondanks die mededelingen vervolgens toch weer zelf is gaan doen, kan niet als zichzelf tegenspreken worden beschouwd: klagers hadden haar immers uitdrukkelijk verzocht hen toch weer bij te staan, omdat zij geen andere advocaat konden vinden die de zaak wilde doen en verweerster daar evenmin in was geslaagd. Ook het feit dat verweerster op 3 december 2010, na bestudering van het dossier, adviseert om de zaak te laten rusten omdat zij de zaak niet haalbaar acht, kan niet als zichzelf tegenspreken worden beschouwd.
4.4 Van enige invloed van de wederpartij op dit advies is voorts niet gebleken. De door klagers ter zitting overgelegde stukken ondersteunen slechts de stelling van verweerster dat het gesprek met de wederpartij op 3 december 2010 ging over het uitstel van de dagbepaling van de comparitie.
Klachtonderdelen d) en e)
4.5 Dat verweerster, nadat klagers haar eind oktober 2010 hadden gevraagd de zaak te hervatten, het dossier is gaan bestuderen en met klagers en de wederpartij heeft gecorrespondeerd, kan niet als klachtwaardig gelden. De nadere door klagers in het geding gebrachte stukken bieden (ook) geen aanknopingspunten voor de stellingen dat onnodige werkzaamheden zijn verricht of excessief is gedeclareerd.
4.6 Het verzet is derhalve ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, J.H.P. Smeets, M.J. Westhoff en M. Ynzonides, leden, met bijstand van mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2011.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 21 december 2011 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.