Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2187

Zaaknummer

B88-2011

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Een advocaat is niet verantwoordelijk voor het uitblijven van het gewenste resultaat. Geen sprake van kennelijk onjuist optreden of kennelijk onjuiste advisering.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

B88-2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing inzake de klacht van:

 

A

klaagster,

 

tegen

 

B

verweerder.

 

 

 

Verloop van de procedure

 

Bij brief van 14 april 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement C de door klaagster op 2 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de Raad samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

De feiten

 

Verweerder is een aantal jaren als huisjurist voor klaagster opgetreden en heeft in die periode een aantal procedures voor klaagster gevoerd.

 

De klacht

 

Klaagster stelt dat de rechtsbijstand van verweerder onder de maat is geweest in de navolgende procedures:

-         In een arbitrageprocedure heeft verweerder zich onvoldoende ingespannen om een ex- werknemer van klaagster te laten getuigen hetgeen een veroordeling van klaagster tot betaling van een bedrag van € 270.000,- tot gevolg heeft gehad.

-         In een andere procedure heeft verweerder vergeten een derde in vrijwaring op te roepen ten gevolge waarvan klaagster onnodig op kosten is gejaagd.

-         Verweerder heeft niet adequaat gereageerd toen bleek dat een notaris minder geld in depot had dan hij aan verweerder had laten weten. In deze zaak heeft verweerder de deurwaarder ook niet voorzien van de vereiste instructies in verband met te nemen executiemaatregelen. Daardoor zijn veel extra kosten gemaakt.

-         Een andere procedure is verloren doordat verweerder zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.

 

Het verweer

 

Verweerder  heeft zich als volgt verweerd tegen de verschillende onderdelen van de klacht.:

-         Verweerder heeft ter zitting aan arbiters wel degelijk gevraagd de zaak aan te houden om bij de rechtbank een verzoek in te dienen tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Arbiters hebben dit verzoek niet gehonoreerd. Volgens verweerder was het maar de vraag of de – onwillige – getuige van klaagster de verklaringen van twee andere getuigen had kunnen ontzenuwen.

-         De beslissing om een derde niet in vrijwaring op te roepen is uitdrukkelijk met klaagster besproken en door haar geaccordeerd. Het was immers strijdig met het processuele standpunt van klaagster dat zij had gehandeld namens deze derde.

-         Verweerder is er steeds vanuit gegaan- zoals duidelijk was afgesproken en ook schriftelijk vastgelegd- dat bij en niet na het vertrek van de parkeertoren zou worden betaald. Dat klaagster de toren heeft laten vertrekken zonder dat deze was betaald, kan aan verweerder niet verweten worden.

-         Verweerder bestrijdt dat hij het standpunt van klaagster in deze kwestie niet goed zou hebben verwoord en vraagt zich af hoe dit dan anders had gemoeten.

 

Beoordeling van de klacht

 

De Raad stelt vast dat de klacht betrekking heeft op de kwaliteit van de door verweerder aan klaagster geleverde diensten in een viertal door hem behandelde zaken. Uitgangspunt is dat een advocaat niet verantwoordelijk kan worden geacht voor het uitblijven van het gewenste resultaat in een door hem behandelde zaak,als hij de inspanningen heeft verricht, die van hem mogen worden verwacht. Voorts komt aan een advocaat een ruime vrijheid toe bij de behandeling en aanpak van een zaak mits dit in overleg met zijn client gebeurt. Een tuchtrechtelijke maatregel is eerst dan geïndiceerd indien er sprake is van een kennelijk onjuist optreden of een kennelijke onjuiste advisering.

In dit licht gezien acht de Raad het eerste onderdeel van de klacht ongegrond. Niet alleen heeft verweerder aangevoerd dat hij arbiters wel degelijk heeft gevraagd de zaak aan te houden om een voorlopig getuigenverhoor te kunnen entameren, welk verzoek niet is gehonoreerd, maar klaagster zelf heeft in haar e-mail aan verweerder van 18 januari 2010 te kennen gegeven een getuige die niet wil komen niet te willen dwingen om te verschijnen.

 

Wat betreft het tweede onderdeel van de klacht heeft verweerder aangevoerd dat het oproepen van een derde in vrijwaring onverenigbaar was met het door hem in overleg met klaagster ingenomen processuele standpunt, hetgeen de Raad niet onbegrijpelijk voorkomt. Voorts zou een dergelijke processuele stap vertragend en kostenverhogend hebben gewerkt. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

 

Met betrekking tot het derde onderdeel van de klacht is de Raad van oordeel dat het niet aan verweerder te wijten is geweest dat klaagster heeft moeten procederen ter verkrijging van een gedeelte van een aanneemsom voor de door haar gefabriceerde parkeertoren.  Immers heeft klaagster deze toren uit haar macht laten gaan zonder zich te beroepen op haar retentierecht, zonder te verifiëren of de aanneemsom volledig was betaald en zonder daarover tevoren met verweerder overleg te plegen. Of de betrokken notaris bij wie de restant-aanneemsom in depot gestort had moeten worden in deze een verwijt kan worden gemaakt, onttrekt zich aan het oordeel van de Raad. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

 

Hetzelfde geldt voor het vierde onderdeel van de klacht. Klaagster stelt weliswaar dat verweerder zijn stellingen in de betreffende procedure onvoldoende heeft onderbouwd maar heeft dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt, hoewel zulks toch op haar weg had gelegen. Het is dan ook niet komen vast te staan dat verweerder ter zake enig verwijt kan worden gemaakt.

 

 

 

De beslissing

 

 

De Raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mevr mr. M. I. J. Hegeman, voorzitter, mrs. mevr. J.C. van den Dries, mevr. E.J.P.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op   31 oktober 2011.

 

 

griffier                                                                                                   voorzitter

 

 

 

 

verzonden op: 1 november 2011.

 

 

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit t e zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie , maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline

 

Per post.  Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.  Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is :  076 – 5484608;  tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is :  076 - 5484607