Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2011:YA1697

Zaaknummer

10-175

Inhoudsindicatie

Door verweerder sub II is een zaak op betalende basis in behandeling genomen, terwijl de cliënt voor een toevoeging in aanmerking had willen komen. Er is afgezien van het aanvragen van een toevoeging zonder dat dit met de cliënt is gecommuniceerd.  Het is niet ter beoordeling van de raad of verweerder sub I en/of de Advocaten B.V. aansprakelijk is/zijn voor eventuele door klaagster als gevolg van het niet aanvragen van een toevoeging geleden schade. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

Uitspraak

10-175

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 24 november 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X

wonende te A,

klaagster,

tegen:

mr. Y,

advocaat te B,

hierna: verweerder sub I

en

mr. Z

advocaat te B,

hierna: verweerder sub II

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 februari 2011, waar klaagster en verweerder sub II zijn verschenen. Verweerder sub I heeft bij fax van 4 februari 2011 aan de raad laten weten verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en heeft in deze fax nog een korte aanvulling op zijn verweer gegeven.

De raad heeft bij de behandeling van het verzet zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. M.J. Blaisse, voorzitter, en de mrs. J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet, R.P.M. Noppen, H.J.P.Robers,  leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

Verweerders, althans de Advocaten B.V., hebben klaagster niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand en hebben voor door verweerder sub II, althans de Advocaten B.V., in behandeling genomen zaken geen toevoeging aangevraagd. Voor deze zaken heeft klaagster ter onrechte nota's van verweerders, althans de Advocaten B.V., ontvangen.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

3.1

Verweerder sub II heeft een aantal zaken van klaagster behandeld betreffende alimentatie en boedelscheiding. Op het door verweerder sub II ingevulde intakeformulier is steeds vermeld, dat een bewijs van inkomen en vermogen niet van toepassing was en dat een uurtarief van

€ 200,- per uur exclusief btw was afgesproken. In de overeenkomsten van opdracht is opgenomen, dat de werkzaamheden tegen genoemd tarief verricht zouden worden.

3.2

Verweerder sub II heeft niet schriftelijk vastgelegd, dat hij met klaagster heeft besproken dat voor de zaken in kwestie geen toevoeging zou worden aangevraagd en dat hij betalend voor klaagster zou optreden.

3.3

Verweerder sub II heeft inmiddels het kantoor van verweerder sub I verlaten en heeft zich elders als advocaat gevestigd. Verweerder sub II behandelt thans een nieuwe zaak van klaagster op basis van een toevoeging.

4.

Tot zijn verweer heeft verweerder sub I het volgende naar voren gebracht:

Klaagster is niet ontvankelijk in haar klacht tegen de Advocaten B.V. Indien klaagster van mening is, dat zij door een beroepsfout van een voormalig kantoorgenoot van verweerder sub I schade heeft geleden dan dient dit op basis van de aansprakelijkheidstelling en niet op grond van de gedragsregels te worden beoordeeld. Dat is dan een verzekeringskwestie. Het kantoor is voor beroepsfouten verzekerd. Het feit dat verweerder sub I zich op het standpunt stelt, dat er geen schade is c.q. de aansprakelijkheid van de Advocaten B.V. afwijst kan als zodanig onmogelijk leiden tot een klachtwaardig optreden in het kader van de gedragsregels.

Overigens is de klacht ongegrond en wel om de volgende redenen.

a.

Verweerder sub II heeft tijdens een bespreking van 14 april 2010 op het kantoor van genoemde deken aangegeven, dat hij de wijze waarop de kosten in rekening worden gebracht altijd met de cliënt bespreekt.

b.

Uit het intake formulier van de eerste zaak blijkt, dat verweerder sub II de financiële positie van klaagster met haar heeft besproken. Nog voordat de opdrachtbevestiging is verzonden is het uurtarief per e-mail aan klaagster bevestigd.

c.

Op het evaluatieformulier heeft klaagster aangegeven, dat zij verweerder sub II via internet heeft gevonden. Op de website van de Advocaten B.V. wordt bij de tarieven duidelijk de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp vermeld.

d.

Klaagster heeft in de diverse procedures diverse overeenkomsten van opdracht met vermelding van het uurtarief ondertekend en aan verweerder sub II geretourneerd.

e.

Verweerder sub II heeft op basis van de gemaakte afspraken nota's verzonden en deze zijn ook door klaagster betaald.

Uit bovenstaande blijkt dat klaagster bekend was met de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp en dat zij klaagster de consequenties van de gemaakte afspraken heeft kunnen overzien.

5.

Tot zijn verweer heeft verweerder sub II het volgende naar voren gebracht:

Verweerder sub II wist dat klaagster in het kader van de boedelscheiding een bedrag had ontvangen van circa € 140.000,-, zijnde ook het bedrag waarop de wederpartij beslag had gelegd en waarover in kortgeding werd geprocedeerd. Dit is reden geweest om geen toevoeging aan te vragen en de zaken op betalende basis af te handelen.

Verweerder sub II kan niet met een schriftelijk stuk aantonen, dat de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging met klaagster is besproken.

5.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van verweerder sub II

Onvoldoende is door verweerder sub II weersproken, dat hij klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht, dat hij gewoon was en is om in zijn gespreksaantekeningen van het intakegesprek een rubriek voor zijn kosten in te ruimen, maar in de gespreksaantekeningen van het intakegesprek met klaagster in kwestie is hierover niets opgenomen. Verweerder heeft gesteld niet uit te kunnen sluiten, dat dit onderwerp niet met klaagster is besproken en dat hij zijn notities op het intakeformulier heeft gebaseerd op eigen conclusies op grond van hetgeen klaagster hem omtrent de boedelscheiding en de daaruit mogelijk voor klaagster voortvloeiende gelden had verteld.

Een advocaat is verantwoordelijk voor een heldere vastlegging van de afspraken over zijn kosten en een en ander heeft in dit geval niet op een correcte wijze plaatsgevonden. Door dit na te laten heeft verweerder sub II niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

De klacht is derhalve gegrond.

Ten aanzien van verweerder sub I

Het is niet ter beoordeling van de raad of verweerder sub I en/of de Advocaten B.V. aansprakelijk is/zijn voor eventuele door klaagster als gevolg van het niet aanvragen van een toevoeging geleden schade. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

Gesteld noch gebleken is, dat verweerder sub I iets te verwijten valt ten aanzien van het niet aanvragen door verweerder sub II van een toevoeging voor klager. Deze klacht is derhalve ongegrond. Voor zover klaagster mede beoogd heeft te klagen tegen de Advocaten B.V. treft deze klacht een zelfde lot.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht tegen verweerder sub I is ongegrond. De klacht tegen verweerder sub II is gegrond. Aan verweerder sub II wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2011.

Griffier      Voorzitter