Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2011

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1930

Zaaknummer

M 243 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Van een advocaat mag worden verwacht dat hij wacht met verrekening van diens openstaande rekeningen met door zijn cliënt op zijn derdengeldenrekening gestort geld, totdat in rechte vast staat of het geld aan zijn cliënt dan wel aan de wederpartij toekomt.   

Inhoudsindicatie

klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

M 243 – 2010

 

 

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

X.,

verder: klager

 

 

tegen

 

Y.

verder : verweerder

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 2 december 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klaagster op 25 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2                De raad heeft voorts kennis genomen van de brief dd. 1 juni 2011, met bijlagen,

 van de gemachtigde van klager.

           

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 20 juni 2011.

Ter zitting zijn de heer X, de gemachtigde van klager en verweerder verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1.      Verweerder trad op voor de wederpartij van klager.

Klager en de cliënt van verweerder hadden over en weer werkzaamheden voor elkaar verricht. Klager had voor de door hem verrichte werkzaamheden aan de cliënt van verweerder een bedrag ad € 13.507, - in rekening gebracht. De cliënt van verweerder heeft een bedrag ad € 6.719, 91 niet aan klager voldaan, doch op 9 juli 2008 op de derdengeldenrekening van het toenmalige kantoor van verweerder gestort.

 

2.2.      De cliënt van verweerder had ter zake van de door hem verrichte werkzaamheden een factuur van € 34.956,= aan klager gezonden, op welke factuur klager een bedrag ad € 5.320,= heeft ingehouden, in verband met naar de mening van klager niet deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden.

 

2.3.      Verweerder heeft klager bij brief dd. 18 juli 2008 onder meer het volgende geschreven:

            “Op 9 juli 2008 heeft cliënt het hiervoor genoemde bedrag van € 6.717,91 gestort op de rekening van Z.. Het storten van het aan u verschuldigde restbedrag op deze tussenrekening houdt kennelijk verband met het niet nakomen van uw betalingsverplichting jegens cliënt.

 

Gelet op het vorenstaande , waaruit blijkt dat cliënt bereid is om genoemd bedrag aan u te betalen verzoek ik u mij door middel van justificatoire bescheiden aan te tonen, dat u inmiddels al hetgeen u aan cliënt nog verschuldigd bent heeft voldaan.

 

Nadat ik heb kunnen vaststellen dat u uwerzijds uw betalingsverplichtingen bent nagekomen kan het thans door gevorderde restbedrag per omgaande worden overgeboekt van onze Derdengeldenrekening naar uw bankrekening.

 

Nadrukkelijk deel ik u mede dat er geen enkele noodzaak is om vordering jegens cliënt in de hand te stellen van een deurwaarder. Dit betekent dat alle kosten die u in verband daarmee maakt voor uw eigen rekening zullen blijven.”

 

2.4.      De cliënt van verweerder heeft verweerder op 10 januari 2009 toestemming verleend om de nog openstaande declaraties van verweerder over het boekjaar 2008 ter zake van honorarium tot een bedrag van € 6.719,91 te verrekenen met de gelden die verweerder voor hem in depot hield op de derdengeldenrekening van Z. in de zaak tegen klager.

 

2.5.      Klager is ter inning van zijn vordering op 27 februari 2009 een procedure tegen de cliënt van verweerder gestart.

 

2.6.      De cliënt van verweerder is op 25 augustus 2009 door de rechtbank in staat van faillissement verklaard. Op 16 september 2009 werd de door klager tegen de cliënt van verweerder aanhangig gemaakte procedure van rechtswege geschorst.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft op zijn derdengeldrekening een bedrag ontvangen dat bestemd was voor klager; dat bedrag is echter door verweerder niet aan klager doorbetaald.

 

4. Het verweer

 

4.1       De cliënt van verweerder heeft het bedrag ad € 6.719,91 niet op de rekening van klager, maar op de derdengeldenrekening van verweerder gestort, omdat hij het niet eens was met de factuur van klager, zulks met de aanvankelijke intentie om genoemd bedrag of een deel daarvan te laten doorstorten naar de rekening van klager, nadat klager zijn toezegging om het door hem nog aan de cliënt van verweerder  verschuldigde bedrag te voldoen, zou zijn nagekomen. Klager heeft zich allerminst ingezet de zaak in der minne te regelen. In plaats daarvan heeft hij op 27 februari 2009 een procedure aanhangig gemaakt. Deze procedure is op 16 september 2009 op grond van het bepaalde in artikel 29 van de Faillissementswet van rechtswege geschorst.

 

4.2.      Omdat er tegen het einde van het boekjaar 2008 sprake was van een aantal onbetaalde facturen van verweerder heeft de cliënt van verweerder op 10 januari 2009 besloten om verweerder toestemming te geven om de nog openstaande declaraties tot een bedrag van € 6.719,91 te verrekenen met de gelden die verweerder in de zaak tegen klager voor zijn cliënt op de derdengeldenrekening van Z. in depot hield.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1       Vast staat dat de cliënt van verweerder op 9 juli 2008 een bedrag van € 6.719,91 heeft gestort op de derdengeldenrekening van Z.. Dit bedrag betrof een door de cliënt van verweerder aan klager verschuldigd restbedrag.

 

5.2.      Verweerder heeft op 18 juli 2008 aan klager bericht dat het door zijn cliënt aan klager verschuldigde restbedrag op de derdengeldenrekening van het toenmalige kantoor van verweerder was overgemaakt en zou worden doorbetaald zodra klager op zijn beurt aan zijn betalingsverplichting jegens de cliënt van verweerder had voldaan.

 

5.3.      Klager betwistte nog gelden aan de cliënt van verweerder verschuldigd te zijn. Hij stelde ten gevolge van de door het bedrijf van de cliënt van verweerder ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden schade te hebben geleden voor een bedrag ad

€ 17.357,34, zodat het door hem ingehouden bedrag niet voldoende was om de door klager geleden schade te dekken.

 

5.4.      Verweerder heeft zijn openstaande declaraties in januari 2009 verrekend met het bedrag dat hij voor zijn cliënt in de zaak tegen klager in depot onder zich hield, terwijl hij op dat moment op de hoogte was van het feit dat de vordering van zijn cliënt ad

circa € 5.000, - door klager werd betwist. Verweerder is derhalve tot verrekening overgegaan nog voordat klager een procedure tegen zijn cliënt was gestart, en dus voordat vast stond wie de rechthebbende was op het bedrag dat hij onder zich hield.

 

5.5.      Klager mocht er op grond van de inhoud van de brief dd. 18 juli 2008 op vertrouwen dat het geld dat door de cliënt van verweerder op diens derdengeldenrekening in depot was gestort, in beginsel op deze rekening zou blijven staan totdat in rechte zou zijn beslist wie de rechthebbende op dit bedrag was. Het stond verweerder niet vrij om, zonder enige nadere aankondiging aan klager, het bedrag ad € 6.719,91 met zijn openstaande declaraties te verrekenen. Van verweerder had verwacht mogen worden, dat door hem zou worden afgewacht totdat duidelijk was wie de rechthebbende was op het bedrag dat zich op zijn derdengeldenrekening in depot bevond. De toestemming van zijn cliënt om het bedrag te verrekenen met openstaande declaraties maakt dit niet anders.

 

5.6.      Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal de klacht daarom gegrond verklaren en acht de maatregel enkele waarschuwing passend en geboden.

 

6. Beslissing

 

De raad verklaart de klacht gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2011.

 

 

 

Griffier                                                  Voorzitter

 

 

Verzonden op: 30 augustus 2011

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.